Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/523

Deze pagina is proefgelezen
Caïro, Balsora, Granada, paradijzen,
wie geen Geschiedenis maar Fabel schijnt te prijzen,
wanneer zy aanheft van uw wondren, wier geraamt’
of ongestorte puin steeds Morgenluchten aâmt!
Van uit uw scheppingen verhieven, ja, tirannen
hun ijzren roede vaak, maar andre Muselmannen
een schepter, ’t Recht ter eer, of Wetenschap en Kunst,
geleerdheid, onderzoek en letteren ter gunst.
Alraschid, gy hier ’t eerst, gy Bagdad Charlemagne!
Of Abderahman! gy! sieraad van ’t Moorsche Spanje!
hoe slaat het nageslacht uw prachtig Cordua
niet om zijn bouwkracht slechts en duizend zuilen gâ,
maar om die scholen meê, waar studiën herleven,
den Noordlijken Barbaar sints eeuwen prijs gegeven!
Hier boogt Geneeskunst op Averroës genie,
en kiemde Scheikunst reeds in ’t slijk der Alchymie,
ën wenkte ’t sterrenheir met vriendelijk geflonker
heur banen te bespiën by ’t Andalusisch donker.
Gy Dichtkunst, gy vooral, der woestijnieren lust
van ouds! gy vondt hier stof in ridderfeiten, rust
in schaduw van den troon des Arabiers, herschapen
in kunstenkwekend Griek. — De Christenvolken slapen
hun middeneeuwschen slaap. ’t Is nacht. Maar juist dien nacht
beheerscht de Halvemaan met heel haar sterrenwacht.

De moeder Ismaëls!
Ja moeder, in gedachten,
van koningen, die de aard aan hunnen voeten brachten, —
en toch! by al dien roem Egiptische slavin,
geen evenboortige der achtbre Tentvorstin,
die in haar ouderdom den Vreugdverwekker baarde! —
Neen, welk een uitstel ’t hart der Meesteres bezwaarde,
zy zou niet altijd by de dienstmaagd achtestaan —
uw waarheid niet altoos by d’ Islam en zijn waan,
verneêrde Christenheid! als overschaduwd treuren.
Ook ’t Noorden wordt zich-zelf bewust. De nevels scheuren
van d’ eeuwenlangen nacht. Een nieuwe morgen naakt;
een nieuwe wereldtijd, een nieuwe kamp ontwaakt.
Wat stormen! welk een reeks van nieuwe worstelingen,
onvruchtbaar lang, zoo ’t scheen, maar kiem van grooter dingen!