Deze pagina is proefgelezen
Zie! ’t Westen werpt zich op het Oosten by den kreet,
van Clermont uitgegaan: „God wil het!” leus en leed
dier in gestalte en hart onovertroffen Ridderen,
(voor wie de Bondgenoot het eerst moest leeren sidderen!)
gekleed in ijzer, en van ijzer-zelf. Naar ’t graf
des Heilgen trekken ze op, het zwaard voor pelgrimstaf
geheven, om dien grond, vóór ’t rijpen van Gods tijden,
(by- tegen Wangeloof!) van d’ Islam rein te strijden!
Ai! zoek den Levende niet by de doôn! noch wacht
van ’t ijdel zelfgekwel, van de ijzren heldenkracht,
triumfen, die alleen Gods waarheid kan behalen.
Het Oosten staat u nog. Uw negen tochten falen!……
God had iets beters voor u weggelegd, Euroop!
in Zijner mogendheên aanbiddelijken loop:
der talen sleutel weêr-, de Drukkunst uitgevonden,
de Schrift der waarheid van haar windselen ontbonden,
het Woord des levens op het aardrijk wijd verspreid,
van ’t aardrijk te gelijk de grenzen uitgebreid……
uw tijden gaan te rug, uw geestdriftvlammen kwijnen,
een tering schijnt allengs uw krachten te ondermijnen,
Mohammed! wien ge ook nog (een jongste flikkerschijn
van stervend nachtlamplicht!) ontzachlijk dreigt te zijn.
Constantinopel vell’, sints eeuwen reeds zieltogend,
den Muselman in d’ arm! die arm werd onvermogend
in Spanje. Brenge straks, een enkel oogenblik,
aan Weenen en Euroop het Turksche kromzwaard schrik!……
Gy, negentiende reeks van dubble jubeljaren!
getuig gy wat er werd van ’t rijk dier Oostbarbaren!
De Janitsaar verdween. Het zwaard van Mahomet
viel in den Bosporus. Vergeten wordt zijn wet.
De Sultan aan den disch drinkt Griekschen wijn met Franken
hy haalt zich in ’t genot van Fransche zangspelklanken.
’t Is Westersch, wat de Turk nog tot zich nemen mag
van leven, en de dag bevestigt aan den dag,
wat Navarino eens met luid kanongedonder
aan de aard verkondigde: de Halvemaan gaat onder!
van Clermont uitgegaan: „God wil het!” leus en leed
dier in gestalte en hart onovertroffen Ridderen,
(voor wie de Bondgenoot het eerst moest leeren sidderen!)
gekleed in ijzer, en van ijzer-zelf. Naar ’t graf
des Heilgen trekken ze op, het zwaard voor pelgrimstaf
geheven, om dien grond, vóór ’t rijpen van Gods tijden,
(by- tegen Wangeloof!) van d’ Islam rein te strijden!
Ai! zoek den Levende niet by de doôn! noch wacht
van ’t ijdel zelfgekwel, van de ijzren heldenkracht,
triumfen, die alleen Gods waarheid kan behalen.
Het Oosten staat u nog. Uw negen tochten falen!……
God had iets beters voor u weggelegd, Euroop!
in Zijner mogendheên aanbiddelijken loop:
der talen sleutel weêr-, de Drukkunst uitgevonden,
de Schrift der waarheid van haar windselen ontbonden,
het Woord des levens op het aardrijk wijd verspreid,
van ’t aardrijk te gelijk de grenzen uitgebreid……
uw tijden gaan te rug, uw geestdriftvlammen kwijnen,
een tering schijnt allengs uw krachten te ondermijnen,
Mohammed! wien ge ook nog (een jongste flikkerschijn
van stervend nachtlamplicht!) ontzachlijk dreigt te zijn.
Constantinopel vell’, sints eeuwen reeds zieltogend,
den Muselman in d’ arm! die arm werd onvermogend
in Spanje. Brenge straks, een enkel oogenblik,
aan Weenen en Euroop het Turksche kromzwaard schrik!……
Gy, negentiende reeks van dubble jubeljaren!
getuig gy wat er werd van ’t rijk dier Oostbarbaren!
De Janitsaar verdween. Het zwaard van Mahomet
viel in den Bosporus. Vergeten wordt zijn wet.
De Sultan aan den disch drinkt Griekschen wijn met Franken
hy haalt zich in ’t genot van Fransche zangspelklanken.
’t Is Westersch, wat de Turk nog tot zich nemen mag
van leven, en de dag bevestigt aan den dag,
wat Navarino eens met luid kanongedonder
aan de aard verkondigde: de Halvemaan gaat onder!
De moeder Ismaëls!
Hy heeft ook u herdacht,
o zoon der dienstmaagd, u tot in uw verst geslacht,
Hy heeft ook u herdacht,
o zoon der dienstmaagd, u tot in uw verst geslacht,