Deze pagina is proefgelezen
van trots en zinlijkheid, dat schrikgedrocht: Verveling!
Zy, dochter van de Weelde, en Wanhoops moeder, om
wier greep (of aanblik zelfs) te ontkomen, wellekom
gegroet wordt elke zweem van nieuwe lustverfijning
en puntverscherping van den prikkel. by verdwijning
van Schaamtes laatsten blos in ’t droomen van genot
of grijpen naar een schijn van schitterender lot!
Ja, welkom elk geweld gepleegd aan hooge wetten
van spraak of kunstsmaak zelfs, niet strafloos om te zetten
voorheen, maar thands vertrapt, zoo slechts des Kunstnaars stift
zijn beelden scherp genoeg in ’t weêrloos harte grift.
Getuig het Poëzy des Tijds! die om nog scharen
te schokken, aan ’t argot van raauwe moordenaren
een nieuwen hefboom dorst ontleenen, en die les
tot op de sophaad bracht van hertog en prinses.
Als of, — wen door Parijs met moord vertrouwde straten
de keten rammlend schuift van ’t schuim der onverlaten. —
geen naamloos roofgebroed alleen gewaarschuwd zijn.
maar ook de zaal der Pairs weêrgalmen moet: „Praslin!”
Ha! dochter van de Pers, die d’ adem dus doet trillen
en schokken in de borst, is reeds dat aaklig rillen
een antwoord op de stem: „Wat is er van den nacht.
o Wachter! welk een dag wordt aan de kim gewacht?”
Zy, dochter van de Weelde, en Wanhoops moeder, om
wier greep (of aanblik zelfs) te ontkomen, wellekom
gegroet wordt elke zweem van nieuwe lustverfijning
en puntverscherping van den prikkel. by verdwijning
van Schaamtes laatsten blos in ’t droomen van genot
of grijpen naar een schijn van schitterender lot!
Ja, welkom elk geweld gepleegd aan hooge wetten
van spraak of kunstsmaak zelfs, niet strafloos om te zetten
voorheen, maar thands vertrapt, zoo slechts des Kunstnaars stift
zijn beelden scherp genoeg in ’t weêrloos harte grift.
Getuig het Poëzy des Tijds! die om nog scharen
te schokken, aan ’t argot van raauwe moordenaren
een nieuwen hefboom dorst ontleenen, en die les
tot op de sophaad bracht van hertog en prinses.
Als of, — wen door Parijs met moord vertrouwde straten
de keten rammlend schuift van ’t schuim der onverlaten. —
geen naamloos roofgebroed alleen gewaarschuwd zijn.
maar ook de zaal der Pairs weêrgalmen moet: „Praslin!”
Ha! dochter van de Pers, die d’ adem dus doet trillen
en schokken in de borst, is reeds dat aaklig rillen
een antwoord op de stem: „Wat is er van den nacht.
o Wachter! welk een dag wordt aan de kim gewacht?”
Een chaos! oud en nieuw in gisting met elkander!
verandring, wat ook vall’! behoud, wat ook verander’!
De Omwentling in haar kiem gekoesterd — in haar vrucht
verafschuwd! ’t Bijgeloof belachen — en geducht,
hetzij met Ongeloof hier kampend, dáár verbonden!
’t Geloof, zoo ’t mooglijk waar’, in twijfel van zijn gronden!
Het Recht niet heilig, dan als noodzaak of geweld,
de zeden losgesnoerd, de liefde klein geteld,
de kennis wijd verspreid, ’t zij tijdig of ontijdig,
maar, door miskenning van den zusterband, éénzijdig
en vaak verbrokkeld door het missen van een doel
van hooger aart, voor ’t minst, dan eindloos stoomgewoel
en fluitend spoorgesnor. En toch! die stoom geeft wetten
van ijzer, die weldra des werelds stand verzetten.
Die stoom is de adem van een nieuwe Heerschappij,
wier onbegrensde kracht elke andre werpt op zij’.
verandring, wat ook vall’! behoud, wat ook verander’!
De Omwentling in haar kiem gekoesterd — in haar vrucht
verafschuwd! ’t Bijgeloof belachen — en geducht,
hetzij met Ongeloof hier kampend, dáár verbonden!
’t Geloof, zoo ’t mooglijk waar’, in twijfel van zijn gronden!
Het Recht niet heilig, dan als noodzaak of geweld,
de zeden losgesnoerd, de liefde klein geteld,
de kennis wijd verspreid, ’t zij tijdig of ontijdig,
maar, door miskenning van den zusterband, éénzijdig
en vaak verbrokkeld door het missen van een doel
van hooger aart, voor ’t minst, dan eindloos stoomgewoel
en fluitend spoorgesnor. En toch! die stoom geeft wetten
van ijzer, die weldra des werelds stand verzetten.
Die stoom is de adem van een nieuwe Heerschappij,
wier onbegrensde kracht elke andre werpt op zij’.