Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/537

Deze pagina is proefgelezen
De gronden schudden. ’t Is de hand des Ongezienen, —
Wiens recht, Wiens raad, Wiens weg ook die ze ontkent moet dienen, —
zoo de ordeningen nog in stand zijn. Toch is ’t nacht,
on Wachter! welk een dag wordt aan de kim verwacht?

Een stem van d’ overkant! De krijtgebergten schaatren:
„Leef, Groot-Brittanje! leef, en heersch op alle waatren!”
Brittanje! ja, gy staat grootsch aan der volken hoofd!”
twerwijl die grootheid-zelf nog aan een God gelooft,
zijn Evangelie eert, het woord van Godshistorie
en Heilsleer, meer dan ooit, verbindt aan elke glorie,
die om uw schedel speelt. Uit uwer zonen hand,
uit uwer dochtren mond, ontfangt het verre land
van Hindostan dat woord, aan tijd noch plaats gebonden,
eens Heilands, Paria geworden voor de zonden
der duizend duizenden ook dáár. o! Sints den dag,
die aan uw Luipaards voet den Aadlaar storten zag,
wat natie nog als gy? Des aardrijks einden bieden
uw’ koopliën koningseer; een volk van edellieden
erkent u heel Euroop, en eert tot in uw taal
van waardigheid en kracht een vorstlijk ideaal.
Wat natie nog als gy? de wereld, van uw plannen,
uw vloten, uw ontzag, uw staatkunde, als omspannen,
bliedt half in duizeling u hulde, en wie u haat,
slaat de oogen voor u neêr, en vraagt uw wijsheid raad, —
die wijsheid, in nog meer dan de oppermacht er zeeën
zich-zelf behagend, in dees meer dan krijgstorfeeën;
Op Wilberforces stem de Negerslavernij
in boei! op Cobdens woord de Britsche handel vrij!
De onmooglijkheid beproefd, maar ’t mooglijke ook gevonden
Aan rustloos onderzoek steeds vleuglen aangebonden
en vrije vlucht gegund in ’t ruime kennisrijk,
mits, — cijnsbetaling van Bespiegling aan Praktijk.
Wat natie zoo als gy? Het zonlicht in uw Staten
weet van geen ondergaan, en toont u onderzaten
van ’t uiterst Canada tot d’ ingebogen muur
van Chinaas hemelrijk, onthemeld door uw vuur.
En toch! ook gy ontzet en voelt by oogenblikken
uw binnenste aangedaan door nooit gekende schrikken.