Deze pagina is proefgelezen
„Ons heil, wat Abraham geloofd heeft, gy misdaan!
„Een zon van heerlijkheid zal ’s werelds nacht doorbreken!
„wanneer gy knielen zult voor wien gy hebt doorsteken!
„Uw Koning, de onze, komt. Herleef Jerusalem!”
Reeds oopnen ooren zich en harten voor die stem,
en vallen schellen ook aan Israël van de oogen!
En voorts! daar is een strijd; een worstelen en pogen
naar ’t geen weêr de Eeuwgod toont van uitgelezen gunst
aan Rijkdom en Vernuft, aan Wetenschap en Kunst!
Een worstling, om den berg van tweemaal duizend jaren
zich af te schudden van den hals! Wat zal zy baren,
die worsteling? en ook hier: Wat is er van den nacht,
o Wachter! welk een dag wordt aan de kim gewacht?”
„Een zon van heerlijkheid zal ’s werelds nacht doorbreken!
„wanneer gy knielen zult voor wien gy hebt doorsteken!
„Uw Koning, de onze, komt. Herleef Jerusalem!”
Reeds oopnen ooren zich en harten voor die stem,
en vallen schellen ook aan Israël van de oogen!
En voorts! daar is een strijd; een worstelen en pogen
naar ’t geen weêr de Eeuwgod toont van uitgelezen gunst
aan Rijkdom en Vernuft, aan Wetenschap en Kunst!
Een worstling, om den berg van tweemaal duizend jaren
zich af te schudden van den hals! Wat zal zy baren,
die worsteling? en ook hier: Wat is er van den nacht,
o Wachter! welk een dag wordt aan de kim gewacht?”
De Wachter antwoordt: Hoort het woord des Heeren Heeren![1]
De dag breekt aan, dat niet! een Koning zal regeeren,
een Rots, een Schuilplaats voor den hoogen waterstroom!
En Hy zal zijn een Scheute uit d’ afgehouwen boom
van Jesse, die den troon van David zal bekleeden
en richten Jacobs huis met heilgerechtigheden.
Hem staren als hun Hoop de verre Heidnen aan.
Met d’ adem van zijn mond zal Hy de boosheid slaan,
het jok verbrijzelen van ’s werelds aartstirannen,
de Macht der duisternis in ’t eeuwig duister bannen,
en vestigen op aard zijn eeuwig koninkrijk
van Waarheid, Recht en Rust. Daar zal geen ongelijk
noch haat zijn. Ephraïm zal Juda niet benijden,
geen volkren meer elkaâr, geen wolf het lam bestrijden.
Aan alle plaatsen zal Gods kennis zijn en vreê,
en overdekken de aarde als wateren der zee.
Een nieuw Jerusalem gaat van den Hemel dalen,
van waar op al wat leeft de Heerlijkheid zal stralen:
een meer-dan-Paradijs, van uit den Liefdesstroom
der hemelen gedrenkt, — met d’ eeuwgen Levensboom,
wiens blaadren voor altoos der volkren smart genezen!
God-zelf zal daar het Licht, zal daar de tempel wezen,
daar zal geen vloek meer zijn, geen zonde meer, geen nacht.
De Morgenster gaat op! Hy, Wortel en Geslacht
De dag breekt aan, dat niet! een Koning zal regeeren,
een Rots, een Schuilplaats voor den hoogen waterstroom!
En Hy zal zijn een Scheute uit d’ afgehouwen boom
van Jesse, die den troon van David zal bekleeden
en richten Jacobs huis met heilgerechtigheden.
Hem staren als hun Hoop de verre Heidnen aan.
Met d’ adem van zijn mond zal Hy de boosheid slaan,
het jok verbrijzelen van ’s werelds aartstirannen,
de Macht der duisternis in ’t eeuwig duister bannen,
en vestigen op aard zijn eeuwig koninkrijk
van Waarheid, Recht en Rust. Daar zal geen ongelijk
noch haat zijn. Ephraïm zal Juda niet benijden,
geen volkren meer elkaâr, geen wolf het lam bestrijden.
Aan alle plaatsen zal Gods kennis zijn en vreê,
en overdekken de aarde als wateren der zee.
Een nieuw Jerusalem gaat van den Hemel dalen,
van waar op al wat leeft de Heerlijkheid zal stralen:
een meer-dan-Paradijs, van uit den Liefdesstroom
der hemelen gedrenkt, — met d’ eeuwgen Levensboom,
wiens blaadren voor altoos der volkren smart genezen!
God-zelf zal daar het Licht, zal daar de tempel wezen,
daar zal geen vloek meer zijn, geen zonde meer, geen nacht.
De Morgenster gaat op! Hy, Wortel en Geslacht
- ↑ Jes. XI. Openb. XXI en XXII.