Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/558

Deze pagina is proefgelezen
of, naar de Oranjeleus, gehandhaafd tot den dood!
Tot in den dood? o! dat met Neêrland Nassau leve!
Maar welk een stikdamp ook den tijdloop nog omgeve,
wat toekomst ons bedreig’, daar is voor Nederland
een roeping, voor Oranje een aangewezen stand
te midden van den schok, waarby de troonen trillen.
Ja, vrijheid zal het zijn voor die Gods waarheid willen
ja, vastigheid voor die Hem vasthoudt! Loope ’t Lot
zijn banen! geen ding zal ons tegen zijn — met God!


Zestienhonderd acht en veertig!
doorgeworsteld was de kamp, —
en ten eind de bloedtafreelen
van den langen oorlogsramp!
Met aanbidding, met ontzetting,
zag de Maagd van Neêrland om!
Hoe ze als opwaakte uit een droombeeld,
hoe de aanbidding hooger klom! —
’t Had geschuimd op al die waatren,
’t had gedonderd en gestormd!
maar by ’t kraken der kartouwen
was het Handelsvolk gevormd!
en het nestjen was behouden
van de Oranjen-Halcyon
op het hobblen van de baren,
by het koestren van de zon!
en het Hollandsch visscherscheepjen,
onder vlaag op vlaag behoed,
was de haven ingeloopen
zinkend, - maar van overvloed!

Achttienhonderd acht en veertig!
en de band der Staten sprong, —
en de dam werd doorgebroken
die de Omwentlingszee bedwong!
Legioenen volksvertreders
zijn gewapend opgestaan!
Troonen vielen, Vorsten vloden,
schatten smolten en vergaan.