Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/561

Deze pagina is proefgelezen


Die in der moordren midden,
en aan des kruises voet,
voor Israël blijft bidden,
de schuld des gruwels boet! [1]
O Hoofd, bedekt met wonden!
o Hoofd, van ’t doodszweet klam!
hoe zijt Ge ook dus bevonden
de Leeuw uit Judaas stam!

Dat Koningshoofd — het boog zich!
het leî zijn leven neêr! [2]
Gebergte en rots bewoog zich.
’t Graf gaf zijn dooden weêr.
Hergeeft ook gy uw dooden,
O Isrel, op Zijn stem!
en val, o zaad der Joden!
aanbiddend neêr voor Hem.

Hosanna! all’ gy volken,
met Israël te zaam!
tot boven ’s hemels wolken
roept uit dien wondernaam:
De Leeuw, die overmocht heeft,
uit Jesse voortgebracht! [3]
Het Lam dat ons gekocht heeft,
voor onze schuld geslacht!





ZIT AAN MIJNE RECHTERHAND.
HYMNE.

De Heer heeft tot mijnen Heer gesproken: Zit aan mijne
rechterhand, tot dat ik Uwe vijanden zal gezet hebben tot
een voetbank Uwer voeten.Ps. CX: 1.
Nadat Hy de reinigmaking onzer zonden door Zich zelven
te weeg gebracht heeft, is Hy gezeten aan de rechter der Ma-
jesteit Gods in den hoogen. — Voorts verwachtende tot dat
Zijne vijanden gesteld worden tot een voetbank Zijner voeten.
Heb. I:3. X: 13.
Een psalm! — Gesproken heeft de Heer tot mijnen Heer:
„Zit aan mijn rechterhand, o Koning! en regeer."

  1. Luc. XXIII: 34
  2. Luc. XXIII: 46
  3. Openb. V : 5, 6