Deze pagina is proefgelezen
Gy zijt gestegen uit het graf! Gy zijt gevaren
omhoog, waar U de zang van duizend Englenscharen
bewelkomde en aanbad! De grendelen der hel
verbraakt Gy, sterke God en Held Emmanuël!
Het Allerheiligste tradt Ge in. Apostlen loofden,
nastarende dien gang met opgeheven hoofden,
tot waar de wolk zich sloot, Gy uit hun oog verdweent,
en — heerlijker dan ooit sints in hun zielen scheent,
dat de opperzaal niet dan van vreugde langer galmde,
en in den Tempel zelf ’t hart Uwer jongren psalmde.[1]
Sjeb Limini![2] Het woord van ouds U toegebracht!
Gy hebt U neêrgezet ter rechter van Gods kracht!
Dáár naamt Gy rust! dáár. in de Vaderlijke woning,
gehuldigd Englenhoofd en Hoogepriester Koning,
o van alle eeuwigheid Gods eengeboren Zoon!
en wat Ge aan ’t kruis volbracht, voleindigt Ge op dien troon!
Van daar stondt Ge op weldra om d’ Eersteling te begroeten [3]
die, komende uit den strijd, de kroon legde aan Uw voeten!
van daar daalt Ge eenmaal af by ’t jongst bazuingeschal,
den scepter heffend, die ons aardrijk richten zal.
Gy hebt U neêrgezet ter rechter van Gods kracht!
Dáár naamt Gy rust! dáár. in de Vaderlijke woning,
gehuldigd Englenhoofd en Hoogepriester Koning,
o van alle eeuwigheid Gods eengeboren Zoon!
en wat Ge aan ’t kruis volbracht, voleindigt Ge op dien troon!
Van daar stondt Ge op weldra om d’ Eersteling te begroeten [3]
die, komende uit den strijd, de kroon legde aan Uw voeten!
van daar daalt Ge eenmaal af by ’t jongst bazuingeschal,
den scepter heffend, die ons aardrijk richten zal.
Sjeb Limini! Gy zette U neder in Uw glorie,
en aarde en hemel deelde in ’t vieren der viktorie,
behaald op zonde en dood. De kerker werd uw buit,
en Gy, Volheerlijke! Gy deeldet gaven uit
op menschenkindren, wederhoorigen, verlorenen,
maar door Uw kruissmert wederlevenden, heborenen!
Gy deeldet gaven uit. ’t Was olie neêrgevloeid,
’t was regen stroomende van Boven. Zie, hoe bloeit
de dorre woestenij naar’t Woord! De kreuplen springen, [4]
de stomme ontfangt een mond, om Uwen naam te zingen,
de blinde ziet U en de doove hoort Uw stem.
Een nieuwe heerlijkheid doorstroomt Jerusalem!
Gy doopt met Geest en vuur. Verdeelde tongen dalen
en golven over ’t hoofd der Jongeren. De talen
en aarde en hemel deelde in ’t vieren der viktorie,
behaald op zonde en dood. De kerker werd uw buit,
en Gy, Volheerlijke! Gy deeldet gaven uit
op menschenkindren, wederhoorigen, verlorenen,
maar door Uw kruissmert wederlevenden, heborenen!
Gy deeldet gaven uit. ’t Was olie neêrgevloeid,
’t was regen stroomende van Boven. Zie, hoe bloeit
de dorre woestenij naar’t Woord! De kreuplen springen, [4]
de stomme ontfangt een mond, om Uwen naam te zingen,
de blinde ziet U en de doove hoort Uw stem.
Een nieuwe heerlijkheid doorstroomt Jerusalem!
Gy doopt met Geest en vuur. Verdeelde tongen dalen
en golven over ’t hoofd der Jongeren. De talen