Deze pagina is proefgelezen
de goôn van ’t heidendom verschijnen als herboren
by beeld- en doodendienst! en bijgeloovigheên,
als eenmaal Israël met Juda zinken deên,
bedekken ’t licht der zon met zwarte sprinkhaanzwermen,
of binden ’t leven af in geestverstikkende armen.
by beeld- en doodendienst! en bijgeloovigheên,
als eenmaal Israël met Juda zinken deên,
bedekken ’t licht der zon met zwarte sprinkhaanzwermen,
of binden ’t leven af in geestverstikkende armen.
Sjeb Limini! van om uw vuurvlamwitten troon
gaan ook de donders uit, die gruwelen ten loon.
Het Oosten zag de straf van zijn verbastring rijpen:
het kroost van Ismaël naar boog en pijlen grijpen,
hem eerlang de oppermacht belovende der aard!
De Koran triomfeert by ’t zwaaien van een zwaard,
Gods Evangelie niet, maar dwaze menschen vonden
te sterk! en wederom leedt van des schepsels zonden
Gy, Heiland! Gy den smaad! waar de Islam met zijn sneeuw
(licht!) kiemen overdekt, bestemd voor beter eeuw.
Dus zonk de Christenheid in ’t Oosten; maar ook ’t Westen
zag menschenscheppingen zich op den grondslag vesten
der eeuwen! Gy zaagt neêr, o Koning! de afgrond beeft,
de grafrots scheurt, en zie! Uw waarheidswoord herleeft,
gelijk Gy-zelf eens, uit den dood. In slaap gezonken
en nachtdamp hoorde de aard een stem! daar wederklonken
gewetens, en Gods Geest gaf zijn getuigenis,
dat in geen naam dan de Uwe, o Jesus! leven is,
gerechtigheid en kracht; en ’t heilbevel van boven
geen werk eischt als der Wet, maar in Uw naam gelooven!
En ’t was een stem op nieuw des roependen: „Bereid
den weg des Heeren en verbeid Zijn heerlijkheid!
Bekeer U tot den God des hemels van de goden
der aarde, — tot Zijn’ wil, van menschelijke geboden!”
Maar nog was ’t einde niet! de wonde toegebracht
aan Rome heelt zich, en daar rijst een nieuwe macht
(des Ongeloofs!) die meê haar tijden moet doorloopen,
tot dat Uw toekomst beider Babelbouw zal slopen!
gaan ook de donders uit, die gruwelen ten loon.
Het Oosten zag de straf van zijn verbastring rijpen:
het kroost van Ismaël naar boog en pijlen grijpen,
hem eerlang de oppermacht belovende der aard!
De Koran triomfeert by ’t zwaaien van een zwaard,
Gods Evangelie niet, maar dwaze menschen vonden
te sterk! en wederom leedt van des schepsels zonden
Gy, Heiland! Gy den smaad! waar de Islam met zijn sneeuw
(licht!) kiemen overdekt, bestemd voor beter eeuw.
Dus zonk de Christenheid in ’t Oosten; maar ook ’t Westen
zag menschenscheppingen zich op den grondslag vesten
der eeuwen! Gy zaagt neêr, o Koning! de afgrond beeft,
de grafrots scheurt, en zie! Uw waarheidswoord herleeft,
gelijk Gy-zelf eens, uit den dood. In slaap gezonken
en nachtdamp hoorde de aard een stem! daar wederklonken
gewetens, en Gods Geest gaf zijn getuigenis,
dat in geen naam dan de Uwe, o Jesus! leven is,
gerechtigheid en kracht; en ’t heilbevel van boven
geen werk eischt als der Wet, maar in Uw naam gelooven!
En ’t was een stem op nieuw des roependen: „Bereid
den weg des Heeren en verbeid Zijn heerlijkheid!
Bekeer U tot den God des hemels van de goden
der aarde, — tot Zijn’ wil, van menschelijke geboden!”
Maar nog was ’t einde niet! de wonde toegebracht
aan Rome heelt zich, en daar rijst een nieuwe macht
(des Ongeloofs!) die meê haar tijden moet doorloopen,
tot dat Uw toekomst beider Babelbouw zal slopen!
Sjeb Limini! Gy zijt gezeten op den troon
des hemels! maar op de aard bewegen zich de goôn
der wereld en der hel met versch beproefde woede.
De zonde wreekt zich aan de zonde, die haar broedde,
de omwentlingstoortsvlam op de middeleeuwsche nacht.
des hemels! maar op de aard bewegen zich de goôn
der wereld en der hel met versch beproefde woede.
De zonde wreekt zich aan de zonde, die haar broedde,
de omwentlingstoortsvlam op de middeleeuwsche nacht.