Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/584

Deze pagina is proefgelezen
IJdel vermeten! machtelooze wensch!
God heeft geslagen! wie zal verbinden?
God wil genezen! zwijge de mensch!
Aardsche vertroosting wordt distel en alsem;
stemmen van Boven fluistren zacht:
„CHRISTUS op Golgotha! dáár is de balsem!
CHRISTUS is opgestaan! dáár is de kracht!”


Het klokgebom van oord tot oord
plant voort het zieldoor vlijmend woord!
Daar roept een stem plechtstatig af,
dat TWEEDE WILLEM daalde in ’t graf!
De doodklok zwijgt, maar Neêrland weent
en roept by ’t Delftsch grafgesteent:
„De Koning stierf, De Koning leef’
en dat hem God Zijn zalving geef’!”


Nederland ontfangt zijn Koning uit die Vaderlijke hand,
door wier weldaad sints drie eeuwen hier de Oranjeboom geplant
voor de goudkleur zijner vruchten ’t bloedrood aller tirannij
deed verbleeken, deed verschieten, tot der zeeën overzij!
Het klokgebom van oord tot oord
plant voort het zieldoor vlijmend woord:
Neêrland heet zijn Koning wekom, dubbel welkom van dat strand,
waar een andre DERDE WILLEM uit het hart van Nederland
met de vrijheid van ’t geweten als die vrijheên overbracht,
ongelijkbaarste aller glories van het Nassausch Voorgeslacht!
Nederland begroet zijn Konign, by ’t gebrul van beider Leeuw,
als den spruit dier vijftig Helden, die elkander eeuw aan eeuw
steunend, volgend, of vervangend aan de spits van Neêrlands kroost
streefden, sneefden, kampten, duldden, onvermoeid en onverpoosd.
Nederland begroet zijn Koning als het Hoofd thans van dien stam
die, gerukt uit onzen bodem, ziel en welzijn met zich nam.
maar geworteld in de harten, maar gegrondvest in de Macht,
steeds ten teeken was en werktuig van bevrijding, uitkomst, kracht
’t Vaderland ontfangt zijn Koning als diens Zwijgers stamverwant
die, Ontwerper, Kweeker, Vader van ’t verbonden Nederland,
voor dat Neêrland en zijn vrijheên, onder God door Hem gewrocht,
heeft geleden, heeft gebeden, tot zijn jongsten ademtocht , —
als den zoon des fieren Veldheers, die bij Quatrebras gebood,
en by Waterloo den eindstrijd met zijn gudsend bloed begoot,