Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/593

Deze pagina is proefgelezen
tot dien Gever van Zich-zelven
en van alle vrucht Zijns bloeds?
Zulk een zucht, geliefde Gade!
rijst op dezen vreugdedag,
rijze op elken dag des levens,
die ons hier beschijnen mag,
by de dankstof onzer zielen
uit mijn binnenst op tot God!
’t zij wy leven, ’t zij wy sterven,
kalm of stormig zij ons lot,
vast te blijven, wat oook schudde,
met elkander, met ons zaad,
in den Heiland, die ons vrijkocht,
en wiens liefde nooit vergaat.

2 April 1849.




AAN MARGARETHA ELIZABETH DE CLERCQ.
TER HERINNERING AAN HARE AANNEMING EN BEVESTIGING.


Margaretha,[1] wat uw doopnaam in de taal des Bijbels zegt,
zij de keuze, reeds uw jonkheid van den Hemel toegelegd!
Ja, de parel groot van waarde, maar verkrijgbaar slechts om niet,
by wier nederige blankheid 's werelds hoogste gloed verschiet,
wil het deel zijn der Mariaas, door wie eenmaal recht begeerd,
nooit de gave tot den Gever als herroeplijk wederkeert,
maar een schat blijft, by de wentling van het leven, van het lot,
in des harten binnenst veilig, onder 't zegel zelf van God!

1849.



UIT PORTUGAL.


„”Naar Africa, naar Africa!”
sprak Don Sebastiaan,
„aan d' overkant van 't middelmeir
„plant' Portugal zijn vaan!

„Mijn adel, op ! weêr 't zwaard aanvaard,
„waarmeê van 't Moorsch gebroed
„uw voorgeslacht en 't mijn van ouds
„vervlieten deed het bloed!

  1. In het Grieksch: Parel.