Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/61

Deze pagina is proefgelezen


DE REI.
SLOTZANG.

   Staak, o Vorst, het nutloos kweken
    van uw tomeloze drift:
   wil veeleer den Hemel smeken
    met gebeên en offergift!
   Laat ons onheil dit u leeren,
    u en ’t laatste nageslacht:
   Wie een Godheid durft trotseeren
    wordt ten wissen val gebracht!

1816.





PROEVE VAN OVERWERKING.



DE PERZEN.

(Bladz. 12-17.)


Het heir der Perziaansche scharen
dat voor de Grieksche krijgsgevaren
den vaderlandschen grond verliet,
gaf ons het opzicht hunner schatten,
naar 's Konings voorgang, op te vatten,
die tot de zorg voor zijn gebied
ons, zwakke grijzaarts, heeft verkoren.
Keer, Koninklijke telg ! ei keer !
Breng Perzië zijn manschap weêr !
Ach ! kon ik 't voorgevoelen smoren
dat me enkel somberheden spelt.
De bloem van Azië is te veld;
en, daar we in eindelooze klachten
om onze jonglingschap versmachten,
wordt in die wreede onzekerheid
een tijding zelfs vergeefs verbeid.
Gy, Suze, Cissie, Ekbataan !
hoe zaagt ge uw muren dus verlaten,
uw jeugd, herschapen in soldaten,