Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/616

Deze pagina is proefgelezen
Een ander Dedan zendt zijn elefantentanden
een glimmend ebbenhout. Het uiterste der stranden
van ’t blijde Arabië geeft ijzer gepolijst,
en puik van specerij, die heel het aardrijk prijst,
met, uit het binnenst des schiereilands, Kedars rammen,
den rijkdom en den roem dier afgelegen stammen, —
by pracht van kleedren en kostbaar lijfsgewaad, —
by wat er weligst tiert aan Tigris en Eufraat.
Uit Aram stroomt koraal met vonklende juweelen
en ’t fijnste druivenbloed, dat Chelbons hoven teelen,
en blanke wol als sneeuw, in Tyrus haven saam;
uit Isrels landpaal de eêlste honig, waard haar faam,
en ’t geurig riekend zweet van Judaas balsemboomen.
Wat half het aardrijk draagt, moet aan uw voeten komen…

Gy hebt het uiterste bereikt! — ’t Is afgedaan.
Uw roeiers voerden u te ver op d’ Oceaan!
De orkanen zijn ontwaakt, die u verbrijzlen moeten.
Gy nesteldet u hoog; die hoogheid gaat gij boeten!
Uw wakkre krijgs- en scheeps- en stuur- en timmerliên, —
men zal ze eerlang in ’t diep der kolken storten zien.
’t Gejammer van hun stem zal de omgelegen kusten
doen schudden. Al wat ooit uw rijkdom of uw lusten
ten dienst stond, neigt ten val. Die van uw overdaad
bestonden, staan op ’t strand in asch en rouwgewaad,
en strooien zich met stof de kaal gerukte hoofden,
weeklagende over haar, wier glorie ze onlangs loofden,
en handenwringende by ’t roepen van hun „Wee!
Wie was, o Tyrus! wie als gy, vorstin der zee?
die volken onderhieldt en koningen verrijtet,
die de aarde omvademdet, en met haar schatten prijktet!
Verbrijzeld, in den vloed der zee te niet gedaan,
met uw bevolkingen in ’t eind te grond gegaan,
zal haast uw handel zijn. Te berge staan de hairen
van schrikontsteltenis van uw bewonderaren,
terwijl de volken zich te goed doen by uw val
en voor altoos uw rijk voorbijgegaan zijn zal.”