Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/62

Deze pagina is proefgelezen
te paard, te scheep, naar ’t strijdperk gaan,
Hen voert de bloem van onze Grooten,
Amistres en Artaspes aan,
en Megabazes, deelgenooten
van ’s grooten Konings macht en eer,
nu hoofden van een talloos heir
te zaam gedrongen ruiterscharen
en schutters vol ervarenheid;
een leger, tuk op krijgsgevaren,
wiens enkele aanblik schrik verspreidt.
Geen mindere uitgelezen helden
zijn op hun rossen Sosthanes,
Iméus en Artembares;
Masistres enPharnaces,
daar ook de korenrijke velden,
vet van desNijls bevruchtend slijk,
ontelbare onverschrokken benden
volijvrig tot den Koning zenden,
Pegaston, zelf uit dat rijk
geboortig, en die Memphis muren
en Thebes oude vest besturen,
Ariomardus, Arsames,
op hun verheven krijgskales
voor krijg en krijgsbevel geschapen
zijn aan de spits die legermacht.
’t Moerassig land geeft keur van knapen
om ’t handig roeien hoog geacht.
De Lydiër, in wulpsche pracht
gedoken, rukte toch te wapen,
en mét hem gansche vasteland
zich moedig scharend om de vanen
door ’s Konings prinselijke onderdanen,
Arceus, Metragathes, geplant.
Het weeldrig Sardes gaf zijn mannen
met tal van wagens, rijk bespannen,
ten schrik des vijands over zee
op d’ongelijkbren krijgstoch meê.
In ’t Aziatisch zielsverlangen
den Griek in ketenen te prangen,
zag m’ onder ’t oog van Tharybis