Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/669

Deze pagina is proefgelezen
de dag der rust voor my begon!
Mijn hulk voortaan zou veilig drijven,
tot ze eenmaal havende in het graf…
ach, anders leerde my het voorbeeld,
dat my de ervaren zeeman gaf. —
Heer! vind’ in U mijn hart de ruste,
eer ’t weder duister om my word’!
Heer! zoek’ by U mijn ziel de toevlucht,
eer haar de branding overstort’!
Te koen, te ruimschoots dorst ik hopen!
o! Dat ik, needriger te moê,
in U alleen de sterkte zoekend
van ’t zelfbetrouwen afstand doe!

Naar ’t Engelsch.

1851.





DE BARRE ROTS.


Met het hoofd in de wolken,
den voet in de kolken,
staat by golvengeklots
naakt en eenzaam de rots
Te vergeefs op zijn toppen
zijgen morgendaauwdroppen!
Te vergeefs ziet de maan
lieflijk starend hem aan!
En geen zomerluchtzwoelte
en geen avondwindkoelte
vermag iets op den aart
van het ijskoud gevaart’
waar zich bloemen noch bladen moschgroen op toonen,
en geen plant wordt gezien,
om des kruidkenners vlijt met een schat te beloonen,
of den zeemeeuw een nest voor zijn jongen te biên!

Sombre steenrots! de lente keert werder,
’t dorre veld wordt bestrooid,
wordt bekleed, wordt getooid, —
maar op u blikt zy vruchteloos neder!
op uw kruin past, voor krans
een verhevener glans.