Deze pagina is proefgelezen
dat louter moordzucht aâmt, en naar vernieling haakt,
doet hy de lucht alom weêrgalmen van zijn kreten,
een priesterin gelijk, door Bacchus geest bezeten.
Wie zal de bange stad beschermen tegen hem,
die reeds haar siddren doet door de enkle kracht der stem ? ....
Hij, die de poort bedreigt nabij die eenzame oorden
waar wijze Amphion rust, barst meê in lasterwoorden .
en woeste grootspraak uit. Dees zweert by ' t scherpe zwaard,
hem heilger dan een God, en meer dan 't leven waard,
dat Cadmus oude stad, ten spijt der Hemelmachten,
haar ondergang van hem op 't zekerst heeft te wachten.
Zoo roemt een jonge held, de kindschheid pas ontgroeid,
wiens frissche en schoone wang in 't eerste dons nog bloeit,
Parthenopéus, wien een jachtnimf op de dreven
van ' t blijde Arcadië het aanzijn heeft gegeven.
Hy voert een stalen hart in ' t rijzig lichaam om ,
zijn oog blikt wreedheid, by zoo teêr een ouderdom .
Maar op het koopren vlak, bescherming van zijn leden,
zijn door de hand der kunst twee beelden uitgesneden,
herinnering van smaad en jamm'ren, in dees vest
geleden. 't Is een Sphinx, de schrik van dit gewest, "
aan wier gekromde klaauw een Theber schijnt te hangen,
die op 't metalen lijf de schichten zal ontfangen.
Hy gordt niet vruchteloos ' t vernielend krijgstuig aan,
noch heeft van Argos rijk zoo groot een weg gedaan,
om van een lang beleg met schande weêr te keeren.
Hy durft beloven (dat de Goden 't onheil weeren ! )
Dat hy, de zorg ter loon, beproefd in Argos wal,
met Thebes rijke buit haar dra versieren zal ....
By Homolotis poort zal vroomer krijgsman strijden :
de wichlaar, voor wiens oog ' t geheim van later tijden
zich opent, en wiens moed zijn wijsheid evenaart.
Hy barst op Tydeus, voor zijn woeden onvervaard,
in bitse woorden uit, en schreeuwt hem toornig tegen,
dat hy, wiens gantsche heil in d' oorlog is gelegen,
wiens moordend staal zich nooit van menschenbloed verzaadt,
die steeds tot misdrijf spoort met zijn vervloekten raad,
ook thands Adrastus hart door valsche taal mocht winnen
en tot den krijg bewoog : de straf der Wraakgodinnen,
die licht het leger treft, wijte Argos hem alleen!
doet hy de lucht alom weêrgalmen van zijn kreten,
een priesterin gelijk, door Bacchus geest bezeten.
Wie zal de bange stad beschermen tegen hem,
die reeds haar siddren doet door de enkle kracht der stem ? ....
Hij, die de poort bedreigt nabij die eenzame oorden
waar wijze Amphion rust, barst meê in lasterwoorden .
en woeste grootspraak uit. Dees zweert by ' t scherpe zwaard,
hem heilger dan een God, en meer dan 't leven waard,
dat Cadmus oude stad, ten spijt der Hemelmachten,
haar ondergang van hem op 't zekerst heeft te wachten.
Zoo roemt een jonge held, de kindschheid pas ontgroeid,
wiens frissche en schoone wang in 't eerste dons nog bloeit,
Parthenopéus, wien een jachtnimf op de dreven
van ' t blijde Arcadië het aanzijn heeft gegeven.
Hy voert een stalen hart in ' t rijzig lichaam om ,
zijn oog blikt wreedheid, by zoo teêr een ouderdom .
Maar op het koopren vlak, bescherming van zijn leden,
zijn door de hand der kunst twee beelden uitgesneden,
herinnering van smaad en jamm'ren, in dees vest
geleden. 't Is een Sphinx, de schrik van dit gewest, "
aan wier gekromde klaauw een Theber schijnt te hangen,
die op 't metalen lijf de schichten zal ontfangen.
Hy gordt niet vruchteloos ' t vernielend krijgstuig aan,
noch heeft van Argos rijk zoo groot een weg gedaan,
om van een lang beleg met schande weêr te keeren.
Hy durft beloven (dat de Goden 't onheil weeren ! )
Dat hy, de zorg ter loon, beproefd in Argos wal,
met Thebes rijke buit haar dra versieren zal ....
By Homolotis poort zal vroomer krijgsman strijden :
de wichlaar, voor wiens oog ' t geheim van later tijden
zich opent, en wiens moed zijn wijsheid evenaart.
Hy barst op Tydeus, voor zijn woeden onvervaard,
in bitse woorden uit, en schreeuwt hem toornig tegen,
dat hy, wiens gantsche heil in d' oorlog is gelegen,
wiens moordend staal zich nooit van menschenbloed verzaadt,
die steeds tot misdrijf spoort met zijn vervloekten raad,
ook thands Adrastus hart door valsche taal mocht winnen
en tot den krijg bewoog : de straf der Wraakgodinnen,
die licht het leger treft, wijte Argos hem alleen!