Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/724

Deze pagina is proefgelezen


Laaf met Uw regens ons gemoed!
Stort in onze aadren Uwen gloed!
Wie naar Uw komst en roeirng smacht,
onfangt in de onmacht hemelkracht.

Loop als een stroom de vijand aan,
o! hof Gy-zelf omhoog de vaan!
’t Zal waarheid zijn, waar Gy ons leidt,
en vreugde en vrede in eeuwigheid.

Leer ons den zaalgen Vadernaam
uitroepen, met den Zoon te zaam,
en met U-zelf in ’t Godsbestaan,
van beiden eeuwig uitgegaan.

1859.




AAN EENE JEUGDIGE VRIENDIN.
IN HAAR ALBUM.

Één ding is noodig.
Vraag den landman naar geen garven van het afgemaaide pad!
Verg den appelboom geen vruchten, als hy afwierp wat hy had!
Wacht geen bloemen van den Zanger, nog vermoeid van Nieuwpoorts slag,
waar het Album eener Jonkvrouw zich versierd door achten mag!
Wacht gy evenwel een versjen, zonder tooi van taal gerijmd?
Zijn u welkom zwakke regels, ongekunsteld saamgelijmd?
zonder aanspraak dan de oprechtheid van hetgeen ze u doen verstaan?
Wel dan! neem de beê welwillend van een Vriend uws vaders aan:
Uwer oudren, broedren, zusters, magen, vrienden vreugde en roem,
leef voor hemel beide en aarde zegenrijk gekweekte bloem,
hoofd en hart in al uw wegen zacht gebogen naar de Zon
aller zegens, vrede en vreugde, Levens-licht- en waardheid-Bron!

1825/1059.