Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/77

Deze pagina is proefgelezen
heeft nimmer u mijn mond de waarheid nog verborgen,
en ’k zou noch jonglingsdrift, noch heerschzucht hier ontzien,
om u in zulk een tijd een trouwen raad te biên.
De nagedachtenis van uw doorluchten Vader,
en ’t dierbaarste belang van Portugal te gader,
vereischen dat uw hand de teugels klemm’ van ’t rijk,
en wettelooze macht voor uw gezag bezwijk’.
Gij hebt de plicht voldaan, verschuldigd aan een moeder:
thands ziet het rijk in u zijn Vorst en zijn Behoeder!
Verlos het van den dwang, dien ’t van zijn voogden lijdt,
en toon ’t door uw bestier uit wien ge ontsproten zijt!

MATHILDA.

Vereent zich ’t al dan, om mijn droefheid te vermeêren?
Gy ook, getrouwe held, zult dan den slag niet keeren,
die me in mijn Gade dreigt?

EGAS.

Stel u gerust, Mevrouw;
de dag, die thands verrijst, is u geen dag van rouw:
zy is voor u en hem een boô van heil en glorie!

ALFONSUS.

Neen, dierbre, wanhoop niet de hemel schenkt viktorie,
waar Egas en het recht zich scharen aan mijn zij!

MATHILDA.

Zoo sta zijn gunst uw moed en mijne zwakheid by!




DERDE TOONEEL
DE VORIGEN, DON LORENZO D’ AGANIL.



LORENZO.

Een afgezant, Mijn Heer, van d’ Oppervorst der Mooren
vraagt toegang en gehoor.

ALFONSUS.

Van my? ’k Heb nooit te voren
den Saraceen gekend, dan met de hand aan ’t zwaard.