Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/90

Deze pagina is proefgelezen
Mijn oog getuigt den dood van haatlijke verraadren!
en niemand zal mijn troon meer dan met siddring naadren!
Uw dorst naar wraak wordt haast gelescht! wat eischt ge meer,
mijn hart? Wat pijnging slaat al die vreugde neêr?
Gerechte hemel! kan het waarheid zijn? Geweten!
heeft zoo veel poging nog me uw stem niet doen vergeten?
Neen, zoo veel gruwlen duldt uw strengheid niet. Die troon,
dat voorwerp van mijn drift, ontweldigd aan een zoon!
Zijn bloed wellicht gestort, om ’t misdrijf te versterken!
Geen banden ooit ontzien, om zijn verderf te werken!
Mijn boezem ijst! ’k verfoei die kroon, zoo duur gekocht,
my-zelve en ’t huwelijk , dat me aan een Gâ vaak verknocht,
verhard nog meer dan ik in heerschzuchts ijslijkheden.
Wat aangevangen inmijnangsten? Afgetreden
van ’t onheilvol gebied, de bron van al ons kwaad?
Het gruwzaam moordzwaard, dat mijn zoon te wachten staat,
geweerd? Kom, vliegen wy…… Wat doe ik, onberaden?
Ik ga op ’t hachlijkst uur mijn echtgenoot verraden!
O denkbeeld, vreeslijker dan alles wat ik lij!
Ik ban en hem en my van de opperheerschappij,
om van mijn eigen kroost in ’t eind genâ te smeken,
neen, van zijn gunstlingen, wier trotschheid ik ging wreken!
O zwakhied, die me onteert! — Neen, gy verwint my niet!
Of is ’t een gruwel voor den schijnglans van ’t gebied,
de banden der natuur in dolle drift te schenden?
Zoo zwicht’ mijn zoon, ten spijt van zijn verwoede benden!
’k Verhard my zoo als hy, en mijn gewetenssmart,
zal, ja, een foltring zijn voor ’t weeke moederhart!
Maar toonde ik nimmer vrees in krijgs- en staatsgevaren,
die foltering kan meê mijn hart geen angsten baren!
’k Kan moedig dragen, wat een toornig lot gebiedt,
maar wijken van mijn recht, maar buigen, kan ik niet!




DERDE BEDRIJF
EERSTE TOONEEL
DE GRAAF DE TRAVA, DONA THERESIA.



DE TRAVA.

’t Wacht alles slechts een wenk, om ons ter hulp te spoeden!