Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/93

Deze pagina is proefgelezen
van muitelingen, aan den roem van ’t vaderland
vijandig, dorst zich hier aan ons gezicht vertoonen,
om plechtig uit hun naam zijn wettig Heer te hoonen,
en eischen op uw last zijn afstand van ’t gebied.
Is ’t laster, of zijt gy ’t, die dus den staat verriedt?
’k Eisch voor de laatste maal de rechten van een moeder;
spreek, heeft die woeste drift, van dag tot dag verwoeder,
u eindlijk dan vervoerd, om aan der muitren hoofd
te pronken met een kroon, aan onze kruin ontroofd?
om wars van matigheid u tot geweld te wenden.
en in eens moeders recht dat van den Staat te schenden?

ALFONSUS.

De leidsman van mijn jeugd, mijns vaders krijgsgenoot,
(Geen muitling, Mevrouw, van schaamte en deugd ontbloot,)
kwam hier on ’t Graaflijk recht zijns kweeklings op te vragen.
Maar ach! ’t is de eigen haat, die sints mijn eerste dagen
een hart gepijnigd heeft, geheiligd aan zijn bloed,
die (ik doorzie ’t te wel) nog in uw boezem woedt.
O! moet die wreede straf my eeuwig dan vervolgen?
Blijft uw misleid gemoed steeds op een zoon verbolgen?
En is (o ijslijkheid!) verzaking van mijn plicht
het eenig liefdeblijk, waarvoor uw gramschap zwicht?

THERESIA.

Ontaarde, durft gy nog van kinderlijke liefde
gewagen, die zoo fel een moeders boezem griefde?
Durft gy gewagen van verplichting, eer of deugd,
wiens dwaze drift naar macht reeds sints uw vroegste jeugd
een eeuwgen oorlog zwoer, aan die haar tegenstonden?
Helaas! heeft ooit het bloed uw hart aan my verbonden?
Uw kindschheid, my reeds vreemd, wees na uws vaders door
de troost, de teêrheid af, die u een moeder bood.
Een stoute hoveling dorst my uw liefde ontrooven,
dorst u de Gravenkroon van Portugal beloven,
ten koste van mijn eer, ten koste van mijn bloed!
Wanhopig, diep gewond in ’t vorstelijk gemoed,
wierp zich mijn weêrloosheid in Graaf de Travaas armen,
om door dees tweeden echt mijn rechten te beschermen.
Sints dien tijd groeide uw haat; ’k zag van rondom mijn’ troon