Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/96

Deze pagina is proefgelezen
uw moeder en haar gâ. ’t Is al voor hen verloren.
De kroon, met zoo veel glans door hen gevoerd, valt af.
Een zegeteeken nog onstbreekt uw roem, hun graf!
De zwaarden zijn gewet, en niets meer zla ontbreken,
om ’t lang versmoord verdriet nog in dit uur te wreken.
Men spare ons leven niet! Ik wacht van Hendriks zoon
geen weldaad, dan een dood, gewenscht na zoo veel hoon!
Ondankbren, die nu juicht, als van een dwang ontslagen,
voor uw onbuigbren trot onteerend, niet te dragen!
Pas uit uw nietighied herboren, hebt ge ’t my
te danken, en ’t ontzag van mijne heerschappij.
wier roem aan uwen naam zijn luister mocht verleenen
zoo gy niet nogmaals kruipt in ’t juk der Saraceenen.
Zoo zij, na zoo veel dienst, uw laffe haat mijn deel!
’t Is aan uw eigen hand, dat ik mijn wraak beveel!
Wat eerbied wachtte ik nog voor weldaân, rang of plichten?
Voor heerschzucht en verraad moet thans het alles zwichten.

ALFONSUS.

’k Erken in deze taal den dwingland van dees Staat,
die de asch, het kroost, den roem van haar bevrijder haat!
Men poog’ haar grootheid en zijn deugden te verneêren!
k’ Verwaardig my hier niet die poging af te weeren!

(tot Theresia.)
Maar gy, o! geef gehoor aan de inspraak der natuur!
Mevrouw, uw heil en ’t mijn hangt in dit plechtig uur
aan u, aan u-alleen! Spreek, mag uw zoon nog hopen?
Of moet hy de eer zijns stams met uwen haat bekoopen!

THERESIA.

Hoe! ik, ik zou ten loon van ’t hemeltergendst woên,
van ’t recht, dat ik bezit, gewillig afstand doen?
Alfonsus kan van my die lafheid niet verwachten!
Zijn voorbeeld keerde my geen banden heilig te achten,
geen weêrstand van het hart te ontzien, waar ’t heerschen geldt!
Gy ziet my onbeschroomd te zwichten voor geweld,
waar met mijn kroost en volk verraadren samenspannen
om my van dezen troon, mijn erfgoed, te verbannen!
Maar heeft de hemel ’t dus besloten, dat ik vall’.