Pagina:Darwin - Het ontstaan der soorten (1860).djvu/104

Deze pagina is gevalideerd
90
OVER DEN STRIJD VOOR HET BESTAAN.

onwetendheid ten opzigte van de wederkeerige verhoudingen der bewerktuigde wezens tot elkander: eene overtuiging even noodzakelijk als moeijelijk te verkrijgen. Alles wat wij kunnen doen is steeds in gedachten te houden, dat elk bewerktuigd wezen naar vermeerdering in getal streeft; dat elk in zeker tijdperk zijns levens, gedurende zeker jaargetijde of bij tusschenpoozen strijden moet om te blijven bestaan; en dat elk op zijne beurt eene groote vernietiging moet ondergaan. Doch bij het zien van dien strijd mogen wij ons troosten met het vaste geloof, dat de oorlog in de natuur niet altijd duurt; dat geen schepsel er vrees voor heeft; dat de dood in 't algemeen plotseling is; en dat de krachtige, de gezonde en de gelukkige in het leven blijft en zich vermenigvuldigt.