Pagina:Darwin - Het ontstaan der soorten (1860).djvu/135

Deze pagina is gevalideerd
121
DE NATUURKEUS WERKT ZEER LANGZAAM.

leven en zich ver zullen verspreiden. Want die oppervlakte was eerst een vast land, en zijne bewoners, in die tijden groot in getal, zoowel van individuen als van soorten, zullen eene ernstige mededinging te verduren hebben gehad. Toen dat vaste land vervolgens in eilanden werd verdeeld, bleven er verschillende individuen van elke soort op elk eiland in wezen: de kruising op de grenzen der soorten werd dus verhinderd. Nadat er physische veranderingen, bij voorbeeld van het klimaat, waren gebeurd, bleef toch evenwel de aankomst van landverhuizers volkomen belet, zoodat nieuwe plaatsen in de huishouding der natuur op elk eiland bezet konden worden door wijzigingen van de oude inwoners: en er was tijd genoeg voor elk ras om wel geschikt voor zijne omgeving en om blijvend te worden. Als door eene herhaalde rijzing of opheffing de eilanden wederom in een vast land veranderd zullen zijn, dan zal de mededinging ook weder ernstig worden: de meest begunstigde of verbeterde rassen zullen in staat zijn zich te verspreiden; de minder verbeterde vormen zullen worden uitgeroeid; de betrekkelijke getallen der gezamenlijke bewoners van het vernieuwde land zullen weder veranderen, en wederom zal er een ruim veld ontstaan zijn voor de natuurkeus om de overblijvende bewoners nog meer te verbeteren en zoodoende nieuwe soorten voort te brengen.

Ik geloof vastelijk dat de natuurkeus altijd op eene zeer langzame wijze werkt. Hare werking hangt daarvan af of er plaatsen in de huishouding der natuur open zijn, die, beter dan zij voorheen waren, bezet kunnen worden door eenigen der bewoners van het gewest, nadat zij de eene of andere wijziging zullen ondergaan hebben. Het openkomen van zulke plaatsen zal veelal van physische veranderingen afhangen, welke in het algemeen zeer langzaam geschieden; en ook daarvan dat de aankomst en de vestiging van betere landverhuizers op die plaatsen verhinderd wordt. Doch waarschijnlijk zal de werking der natuurkeus nog vaker daarvan afhangen, dat eenigen der inwoners langzamerhand gewijzigd worden: de wederzijdsche