Ik zie geen enkele reden waarom wij den voortgang der wijzigingen, zooals wij die hierboven beschouwd hebben, zouden moeten beperken tot de vorming van geslachten alleen. Als wij op onze teekening vooronderstellen dat de som der veranderingen, voorgesteld door elke op elkander volgende groep van uiteengespreide gestippelde lijnen, zeer groot is, dan zullen de vormen gemerkt met a14 tot p14, die met b14 tot f14, en die met o14 tot m14, drie zeer verschillende geslachten uitmaken. Wij zullen ook twee zeer onderscheidene geslachten hebben die van I afkomstig zijn, en daar deze twee geslachten zoowel door aanhoudende uiteenspreiding der kenmerken als door de erfelijkheid zeer veel verschillen zullen van de drie geslachten, welke van A afkomstig zijn, zoo zullen de twee kleine groepen van geslachten twee onderscheidene familiën of zelfs twee orden vormen. En de twee nieuwe familiën of orden zullen afkomstig zijn van twee soorten van het oorspronkelijke geslacht, en die twee soorten zijn afstammelingen van eene soort van een nog ouder en onbekend geslacht.
Wij hebben gezien dat het in elke landstreek de soorten der groote geslachten zijn, die de meeste rassen of wordende soorten opleveren. En dit was wel te verwachten; want als de natuurkeus zich vooral vestigt op eenen vorm die eenig voordeel bezit boven andere vormen in den strijd des levens, dan spreekt het van zelf dat zij zich vooral zal bepalen tot zulke vormen, die reeds eenig voordeel bezitten: en de uitgebreidheid eener groep bewijst dat hare soorten in het algemeen het eene of andere voordeel van hare gemeenschappelijke ouders geërfd hebben. Derhalve zal de strijd om nieuwe en gewijzigde nakomelingen voort te brengen, voornamelijk gevoerd worden tusschen de grootere groepen, welke allen in getal trachten toe te nemen. De eene groote groep zal langzamerhand eene andere groote groep overwinnen, in getal doen verminderen en haar derhalve de mogelijkheid tot verdere veranderingen en