Pagina:Darwin - Het ontstaan der soorten (1860).djvu/17

Deze pagina is gevalideerd
3
VOORBERIGT.

en dus voor de soort. Doch de voortplanting van dieren en planten is zoo rijkelijk, zoo groot, dat alle nakomelingen onmogelijk in het leven kunnen blijven: er moet derhalve een strijd ontstaan om bestaande te blijven, een levensstrijd, al voortwoedende en al weêr op nieuw ontbrandende, al wordt er nu en dan een tijdelijke wapenstilstand gesloten. Wie zullen nu overwinnaars zijn in dien strijd? De soorten, of rassen, of individuen die in het eene of andere opzigt boven hunne natuurgenooten uitblinken, die sterker zijn, of grooter, of beter ingerigt, of bijzondere werktuigen bezitten. Die zullen zich vermeerderen, en door dat de natuurkeus juist de zulken onophoudelijk uitkiest, hoopen de wijzigingen zich op in eene bepaalde rigting, en er ontstaan vormen, zeer van die der stamouders afwijkende. Zoo ontstaan er blijvende, bevoorregte rassen, welke hunne afwijkende kenmerken op hunne nakomelingen overdragen, zoodat men dikwijls niet meer weet of men eene soort of een ras voor zich heeft. Die nieuw gevormde, bestendige rassen zijn allen zeer vruchtbaar, en dikwijls nog meer dan de stamouders tot veranderingen geneigd. In welken graad de afwijkingen van den grondvorm reeds in korten tijd mogelijk zijn, leeren ons onze huisdieren en tuinplanten. Daar de mensch voor de veranderingen die hij bedoelt, altijd zorgvuldig zulke individuen uitkiest, die in de door hem gewenschte rigting het verst van den grondvorm afwijken, verkrijgt hij in den betrekkelijk korten tijd van bij voorbeeld honderd jaren zulke groote uitkomsten, als de natuur in geen tien of honderdmaal langeren tijd weet voort te brengen. Doch ook in den natuurstaat blijkt wat er met den tijd mogelijk is. Vinden wij dus dat op dezen weg binnen honderd of duizend jaren toevallige wijzigingen tot blijvende rassen en dezen eindelijk tot soorten kunnen worden, dan zijn er slechts honderd duizend jaren noodig om uit die soorten geslachten en familiën, en eenige millioenen jaren om daaruit orden en klassen te doen ontstaan. En dat er geen gebrek aan tijd is, leert ons