Pagina:Darwin - Het ontstaan der soorten (1860).djvu/185

Deze pagina is gevalideerd
169
SOORTKENMERKEN EN GESLACHTKENMERKEN.

De leer, die in deze opmerkingen besloten is, strekt zich nog verder uit. Het is bekend dat soortkenmerken veranderlijker zijn dan geslachtkenmerken. Laten wij een enkel voorbeeld geven om onze meening te verduidelijken. Als eenige soorten van een groot geslacht van planten blaauwe bloemen hebben, en andere soorten rooden, zal de kleur slechts een soortkenmerk zijn, en niemand zal verwonderd zijn dat de soorten met blaauwe bloemen soms rooden krijgen en omgekeerd. Doch als alle soorten blaauwe bloemen hebben, zou de kleur een geslachtkenmerk worden, en hare verandering zou een zeer ongewone omstandigheid zijn. Ik heb dit voorbeeld gekozen, omdat eene verklaring, die door de meeste natuurkundigen gegeven zou worden, in dit geval niet geldig is, namelijk dat soortkenmerken meer veranderen dan geslachtkenmerken, omdat zij genomen zijn van deelen die physiologisch minder belangrijk zijn dan die, waarvan men veelal gebruik maakt om de geslachten te onderscheiden. Ik geloof dat dit slechts gedeeltelijk maar volstrekt niet geheel waar is; doch in het hoofdstuk over de rangschikking komen wij op dit onderwerp terug. Het is bijna overbodig het bewijs te leveren dat soortkenmerken veranderlijker zijn dan geslachtkenmerken: in eenige geschriften over de natuurlijke historie heb ik herhaalde malen gezegd, dat, als een schrijver met verwondering bespeurd had, dat eenig belangrijk werktuig of deel, hetwelk in het algemeen bij groote groepen van soorten zeer standvastig is, tamelijk veel veranderd was bij naverwante soorten, het dan ook altijd veranderlijk is bij de individuen van sommigen dier soorten. En dit bewijst dat een kenmerk, hetwelk gewoonlijk van eene geslachtelijke waarde is, zoodra het in waarde daalt en een soortkenmerk wordt, dikwijls veranderlijk wordt ofschoon zijn physiologisch gewigt het zelfde kan blijven. Iets dergelijks is op gedrochtelijkheden van toepassing: ten minste geoffroy st. hilaire schijnt geen twijfel te voeden, dat, hoe meer een werktuig normaal verschilt in