natuurkeus, zijn te weeg gebragt. Wij moeten ons herinneren dat het klimaat, het voedsel en dergelijke dingen waarschijnlijk een geringen, onmiddellijken invloed hebben op de bewerktuiging; dat het verband der deelen in den wasdom een zeer grooten invloed op het wijzigen van vele inrigtingen gehad zal hebben, en eindelijk dat de sexuele keus dikwijls de uitwendige kenteekenen der dieren grootelijks gewijzigd zal hebben, wijl zij steeds gestreefd heeft om aan een mannetje het eene of andere voorregt te verschaffen in den strijd met andere mannetjes, of in het verleiden van de wijfjes. Bovendien, als er eene wijziging der inrigting door de bovengemelde of door onbekende oorzaken is te weeg gebragt, kan zij in het eerst wel geen voordeel voor de soort opgeleverd hebben, maar later kan zij nuttig zijn geworden voor de afstammelingen der soort, onder nieuwe levensvoorwaarden of met nieuw verkregene gewoonten.
Laat ons eenige voorbeelden ter bevestiging van het laatste geven. Als er slechts groene spechten alleen hadden bestaan, en wij niet wisten dat er vele zwarte en bonte soorten waren, durf ik te zeggen dat wij gedacht zouden hebben, dat die groene kleur eene heerlijk schoone inrigting was, om dezen op boomen levenden vogel voor zijne vijanden te verbergen, en gevolgelijk dat het een belangrijk kenmerk was hetwelk door de natuurkeus veroorzaakt kon zijn geworden: zooals de zaken nu staan twijfel ik niet of die kleur is aan eene geheel andere oorzaak te danken, waarschijnlijk aan de sexuele keus. Eene klimmende liane van den Maleischen archipel klimt bij de hoogste boomen op, door middel van zeer schoon gevormde klawieren aan de einden der takken gezeten; en er is geen twijfel aan of deze inrigting is ten hoogste nuttig voor de plant. Doch als wij bijna dergelijke klawieren aan vele planten zien, die niet klimmen, dan moeten wij denken dat de klawieren van de liane een gevolg van onbekende oorzaken zijn, en dat er van die werktuigen gebruik gemaakt is, toen de plant