de dwang der gewoonte alleen voldoende geweest om zulke erfelijke zielvermogens voort te brengen; in andere gevallen heeft die dwang niets gedaan, en is alles het gevolg geweest van de kunstkeus, zoowel van de opzettelijke als van de onopzettelijke; doch waarschijnlijk hebben in de meeste gevallen de gewoonte en de keus te zamen gewerkt.
Wij kunnen misschien het gemakkelijkst begrijpen hoe het instinkt in den natuurstaat door de keus gewijzigd is geworden, als wij een paar gevallen daarvan beschouwen. Ik wil drie voorbeelden geven uit de lange lijst van dergelijken, die ik in mijn volgend werk hoop te geven—namelijk het instinkt hetwelk den koekoek aandrijft om zijne eijeren in de nesten van andere vogels te leggen; het slavenmakende instinkt van sommige mieren; en het cellenmakende instinkt van de honigbij: de beide laatsten vooral, en te regt, door de natuurkundigen als de wonderlijksten van alle instinkten beschouwd.
HET INSTINKT WAARDOOR DE KOEKOEK ZIJNE EIJEREN IN DE NESTEN VAN ANDERE VOGELS LEGT.
Het wordt tegenwoordig vrij algemeen aangenomen dat de onmiddellijke oorzaak van het bovengenoemde instinkt van den koekoek niets anders is dan dat hij zijne eijeren niet dagelijks legt, maar met tusschenpoozen van twee of drie dagen; zoodat, als hij zijn eigen nest maakte en op zijne eigene eijeren zat, de eerst gelegene eijeren gedurende eenigen tijd niet bebroed zouden worden; of wel er zouden eijeren en jonge vogels van verschillenden ouderdom in het zelfde nest gevonden worden. Als dit zoo gebeurde zou het eijerleggen, het broeden en het uitkomen der jongen veel te lang duren; vooral omdat de koekoek reeds zeer vroeg moet vertrekken: de eerst uitkomende jongen zouden waarschijnlijk door het mannetje alleen gevoederd moeten worden. Doch de amerikaansche koekoek is wer-