Pagina:Darwin - Het ontstaan der soorten (1860).djvu/255

Deze pagina is gevalideerd
239
SLAVENMAKENDE MIEREN.

van F. sanguinea juist te voorschijn kwam, eene pop van F. fusca dragende: doch ik was niet in staat om het geplunderde nest in de digte heide te vinden. Evenwel moest dat nest niet ver van mij af zijn, want twee of drie individuen van F. fusca liepen rond in den grootsten angst, en eene mier stond bewegingloos op een heideplantje, met hare eigene pop in den bek, als het beeld der wanhoop te staren op haar vernield huis.

Welk een groot verschil dus tusschen de gewoonten of het instinkt van F. sanguinea en de bovengenoemde F. rufescens. De laatste bouwt haar eigen nest niet; bepaalt hare eigene verhuizingen niet; verzamelt geen voedsel voor zich zelve of voor hare jongen, ja kan zich zelve niet voederen, maar hangt volkomen van hare talrijke slaven af. F. sanguinea integendeel bezit een veel minder getal van slaven en zelfs in het eerst van den zomer uiterst weinigen: de meesters bepalen wanneer en waar een nieuw nest gevormd zal worden, en als zij verhuizen dragen de meesters de slaven. Zoowel in Engeland als in Zwitserland werken meesters en slaven gezamenlijk. In Zwitserland schijnen de slaven uitsluitend voor de larven te zorgen en de meesters alleen gaan op den slavenroof uit, brengen bouwstoffen aan en maken het nest; beiden, maar vooral de slaven, zoeken en melken, als men het zoo mag noemen, de bladluizen, en dus verzamelen beiden voedsel voor de gemeente. In Engeland verlaten de meesters alleen gewoonlijk het nest om bouwstoffen en voedsel voor zich zelven, hunne slaven en larven te verzamelen, zoodat de meesters in Engeland veel minder dienst van hunne slaven hebben dan die van Zwitserland.

Op welke wijze het instinkt van F. sanguinea ontstond, wil ik niet beproeven te betoogen. Doch als mieren, die geen slavenmakers zijn, poppen van andere soorten, gelijk ik gezien heb, wegnemen zoodra zij er de gelegenheid gunstig toe zien, is het mogelijk dat zulke poppen die met het oogmerk om