of soorten, is iets wat mij ongeloofelijk voorkomt. j. sebright nam juist in dezen zin eene menigte proeven, maar allen mislukten. De jongen van de eerste kruising tusschen twee zuivere rassen zijn vrij gelijk aan de ouden, wat mij vooral bij duiven gebleken is, en de proef schijnt wel te gelukken; maar wanneer die jongen onderling gedurende eenige generatiën gekruist worden, zullen er naauwelijks twee individuen op elkander gelijken, en het wordt duidelijk hoe moeijelijk of liever onmogelijk het is op die wijze een ras te doen ontstaan. Een ras, ontstaan uit de kruising van twee zeer onderscheidene rassen, kan niet zonder de grootste voorzorgen en eene langdurige opmerkzaamheid op de individuen, die men ter voortplanting bestemt, verkregen worden: ik ken slechts één voorbeeld van een blijvend ras, dat op die wijze gevormd is.
OVER DE RASSEN DER TAMME DUIF.
Om het boven behandelde belangrijke onderwerp naauwlettend te kunnen bestuderen, kwam het mij het best voor, mij tot eene enkele groep te bepalen: na rijpe overweging koos ik daartoe de tamme duiven. Elk ras dat ik slechts kon bekomen, heb ik mij aangeschaft; en bovendien heb ik uit bijna alle gedeelten der wereld huiden van duiven ontvangen, vooral uit Indie door w. elliot en uit Perzie door c. murray. Ik heb mij bij verschillende groote duivefokkers vervoegd, en betrekkingen aangeknoopt met twee van de londensche Pigeon Clubs. Welk een ontzaggelijk groot onderscheid is er tusschen de verschillende rassen! Vergelijk de postduif eens met den kortbekkigen tuimelaar, en zie hoeveel de bekken dier beide duiven, en ten gevolge daarvan ook de schedels, van elkander verschillen! De postduif, vooral de doffert, is bovendien merkwaardig wegens de knobbelige, vleezige huid rondom den bek, en behalve die huid wegens de zeer groote oogleden, de wijde uitwendige openingen der neus-