Pagina:Darwin - Het ontstaan der soorten (1860).djvu/496

Deze pagina is gevalideerd
208
OVER DE VERWANTSCHAPPEN DER BEWERKTUIGDE WEZENS.

en noch mond, noch maag, noch eenig ander belangrijk werktuig bezit, uitgezonderd die welke voor de voortteling dienen.

Wij zijn zoo gewoon om een verschil te zien tusschen het embryo en het volwassene dier, en eveneens eene groote gelijkheid in de embryoos van zeer verschillende dieren der zelfde klasse, dat wij genoopt worden om die feiten te beschouwen als een noodzakelijk gevolg van het verband der deelen in den toestand van ontwikkeling. Doch er is geen reden te bedenken waarom, bij voorbeeld, de vleugel van eene vleermuis of de vin van eenen bruinvisch niet in het klein geschetst zouden kunnen zijn, zoodra de eene of andere inrigting in het embryo zigtbaar werd. En in eenige geheele groepen van dieren, als ook bij zekere leden van andere groepen verschilt het embryo in geen enkel tijdperk veel van het volwassene dier. Zoo zegt owen van de zoogenoemde inktvisschen of kraken, Sepia: "hier bestaat geen metamorphose: het karakter der koppootigen, Cephalopodia, is reeds zigtbaar, lang voordat de deelen van het embryo gereed zijn." En van de spinnen, Arachnidae, zegt de zelfde geleerde: "er is hier niets wat den naam van metamorphose verdient." De larven van insekten, hetzij dat zij geschikt zijn voor verschillende werkzaamheden, het zij dat zij volkomen onwerkzaam zijn en door hunne ouders gevoed worden, of dat zij leven te midden van het voedsel hetwelk zij behoeven, gaan bijna allen door eenen ontwikkelingstoestand waarin zij eene wormvormige gedaante hebben. Doch in eenige weinige gevallen, zooals van de bladluis, Aphis, zien wij geen spoor van dien wormvormigen toestand, gelijk blijkt uit de schoone afbeeldingen der ontwikkeling van dit insekt, die wij aan Prof. huxley te danken hebben.

Hoe zijn die verschillende feiten in de embryologie—namelijk het zeer algemeene, maar niet streng doorgaande verschil in ligchaamsinrigting tusschen het embryo en het volwassene dier—de deelen van het zelfde individu die later zeer ongelijk worden en tot verschillende einden dienen, terwijl zij