soorten van duiven getemd zou hebben, die allen in den tammen staat jongen hebben voortgebragt. Ten tweede de omstandigheid dat al die vooronderstelde soorten ten eenen male in den wilden staat onbekend zijn, en men evenmin weet dat zij weder verwilderd zijn geworden. Ten derde dat de tamme duiven in sommige opzigten grootelijks van alle andere Columbidae verschillen, en in zooveel punten volkomen met de wilde duif overeenkomen. Ten vierde dat de blaauwe kleur en de verschillende kenmerken van de laatste niet zelden in alle rassen weder te voorschijn komen, zij mogen zuiver gehouden of gekruist worden. En ten vijfde dat de kruislingen volkomen vruchtbaar zijn—om al die redenen houd ik het voor zeker dat al onze tamme duiven afkomstig zijn van Columbia livia, met hare ondersoorten in sommige landstreken.
Voegen wij hier nu nog bij, vooreerst: dat C. livia zoowel in Europa als in Indie bevonden is voor temmen vatbaar te zijn, en dat zij in gewoonten en in vele gedeelten van het ligchaam gelijk is aan al onze tamme rassen. Ten tweede, dat, ofschoon eene postduif of een tuimelaar in zekere opzigten ontzaggelijk van eene wilde duif verschilt, wij echter in staat zijn om door middel van onderscheidene onderrassen eene onafgebrokene reeks tusschen die uitersten te vormen. Ten derde, die bijzondere kenmerken welke het eene ras van het andere onderscheiden, zooals de bek van de postduif, het getal staartpennen van den paauwstaart, zijn in elk ras zeer veranderlijk: eene verklaring van dit feit zullen wij geven bij het bespreken van de keus des menschen, van de kunstkeus. Ten vierde: de duiven zijn van oudsher door onderscheidene volkeren met de uiterste zorg verpleegd geworden. Duizende jaren geleden zijn zij reeds in verschillende gedeelten der wereld getemd: tamme duiven waren volgens Professor lepsius reeds gedurende de vijfde dynastie der Pharaoos, omstreeks 3000 jaren v.C. bekend. De Romeinen gaven volgens plinius groote sommen voor sommige rassen van duiven: "ja het gaat zóó