Pagina:Darwin - Het ontstaan der soorten (1860).djvu/527

Deze pagina is gevalideerd
239
ALGEMEEN OVERZIGT EN BESLUIT.

die leer zeer verklaarbaar. Wij kunnen duidelijk begrijpen waarom de natuur verkwistend is in veranderingen, ofschoon karig in nieuwigheden. Maar waarom dit eene wet der natuur zou zijn, indien elke soort onafhankelijk was geschapen, kan geen mensch verklaren.

Vele andere feiten zijn op die wijze verklaarbaar. Hoe vreemd is het dat een vogel, van vorm als een specht, geschapen zou zijn om op insekten te azen die op den grond kruipen; dat eene gans die nooit of zelden zwemt, geschapen zou zijn met zwemvliezen tusschen de teenen; dat eene lijster geschapen zou zijn om onder water te loopen en van insekten te leven die zich onder water ophouden; dat een stormvogel geschapen zou zijn met gewoonten en eene ligchaamsinrigting die hem geschikt maakt om eene levenswijze te voeren als een alk of een fuut! Doch uit het oogpunt dat elke soort steeds tracht toe te nemen in getal, met eene natuurkeus die altijd gereed is om de langzaam veranderende afstammelingen geschikt te maken voor eene onbezette of slecht bezette plaats in de natuur, houden die feiten op vreemd te zijn.

Wijl de natuurkeus gebruik maakt van de mededinging, maakt zij de bewoners van elk gewest geschikt in verhouding tot den graad van volmaking hunner landgenooten, zoodat wij ons niet behoeven te verwonderen dat de bewoners van het eene of andere gewest—ofschoon zij uit het gewone oogpunt gezien voorondersteld worden bijzonder geschapen en geschikt voor dat gewest te zijn—geslagen en verdrongen worden door de inheemsch gewordene aankomelingen uit een ander land. Ook behoeft het ons niet te verwonderen als alle dingen in de natuur niet, voor zoover wij kunnen inzien, volkomen volmaakt zijn en als sommigen zelfs tegen ons gevoel van wat billijk en regt is strijden. Wij behoeven ons niet te verwonderen dat het verlies van den angel den dood van de bij ten gevolge heeft; dat er zooveel hommels voortgebragt worden om een enkel bedrijf uit te voeren, waarna de meesten door hunne