te maaijen zonder behulp der tanden; terwijl de tanden van het kalf door de natuurkeus of door het onbruik onaangeroerd zijn gelaten en nog tegenwoordig geërfd worden zooals reeds sedert langen tijd is geschied. Maar, uit het oogpunt dat elk bewerktuigd wezen en elk afzonderlijk werktuig in het bijzonder en onafhankelijk is geschapen, hoe uiterst onbegrijpelijk en onverklaarbaar is het dan dat deelen, zooals de tanden van het embryonale kalf, of de verschrompelde vleugelen onder de vaste dekschilden van sommige kevers, zoo vaak en duidelijk den stempel der nutteloosheid dragen! Men zou kunnen gelooven dat de natuur moeite gedaan had om in rudimentaire werktuigen en in homologe inrigtingen ons eene schets van hare wijzigingen te geven: maar het schijnt of wij willens en wetens die schets niet willen begrijpen.
Zoo heb ik dus nu een kort overzigt gegeven van de hoofdfeiten en de redeneringen welke mij overtuigd hebben dat de soorten gewijzigd zijn, gedurende den langen loop des tijds, door de bewaring in den strijd des levens, of door de natuurkeus van vele opvolgende, geringe, gunstige wijzigingen. Ik kan niet gelooven dat de leer der onafhankelijke scheppingen de verschillende boven behandelde feiten kan verklaren, zooals de leer der natuurkeus die verklaart. Ik zie geen enkele reden waarom de leer in dit boek bevat de godsdienstige denkbeelden van den eenen of anderen zou kunnen kwetsen. Een beroemd schrijver, een geestelijke, schreef mij "dat hij al voortlezende geleerd had in te zien, dat het een even verheerlijkend denkbeeld van God hebben is, te gelooven dat Hij eenige weinige oorspronkelijke vormen schiep, geschikt om zich zelven te ontwikkelen tot andere en noodzakelijke vormen, als te gelooven dat Hij telkens eene nieuwe schepping moest doen ontstaan om de ledige ruimten te vullen, die opengevallen waren door de werking Zijner wetten."