analogie den waarnemer noopt te vooronderstellen òf dat zij ergens zullen bestaan, òf dat zij voorheen hebben kunnen bestaan. Dat er hier eene wijde deur voor gissingen en twijfelingen geopend wordt, is vrij zigtbaar.
In dezen stand van zaken nu schijnt er in de bepaling van wat voor eene soort en wat voor een ras moet gehouden worden, geen andere leiddraad te bestaan dan het gevoelen van zulke natuurkundigen, die eene groote ondervinding en een gezond oordeel bezitten. Ja in vele gevallen moeten wij zelfs bij meerderheid van stemmen der natuurkundigen beslissen, want er zijn weinig wel bekende en wel onderscheidene rassen op te noemen, die niet door bevoegde regters als soorten zijn genoemd.
Dat zulke twijfelachtige rassen verre van zeldzaam zijn, behoeven wij niet zeggen. Vergelijk de verschillende floraas van Frankrijk, Engeland, de Vereenigde Staten en andere landen, door verschillende plantenkenners beschreven, en zie welk eene menigte vormen door den een echte soorten en door den anderen slechts verscheidenheden zijn genoemd. Om één voorbeeld te geven: er zijn 182 engelsche planten die algemeen als rassen beschouwd worden, maar die ook allen door kruidkundigen als soorten zijn genoemd. Babington noemt 251 soorten en bentham slechts 112, een verschil van 139 twijfelachtige vormen! Bij de dieren, die voor elke dragt paren en die niet aan eene vaste plaats gebonden zijn, kan men zelden binnen zekeren bepaalden omtrek zulke twijfelachtige vormen vinden, die door den eenen zoöloog als soorten en door den anderen als rassen beschreven worden—maar in van elkander gescheidene gewesten is dit des te meer het geval. Hoeveel vogels en insekten van Noord Amerika en van Europa, welke slechts zeer gering van elkander verschillen, zijn door den eenen natuurkundige voor echte soorten en door den anderen voor verscheidenheden, of, zooals zij veelal geheeten worden, voor geographische rassen verklaard! Vele jaren geleden, toen ik