schakels de kenmerken niet kunnen wijzigen, en ten tweede door zekere mate van onderscheid, want als twee vormen zeer weinig verschillen worden zij gewoonlijk als rassen beschouwd, niettegenstaande er geen tusschenvormen ontdekt zijn: het is desniettemin volkomen onbepaald hoe groot het onderscheid moet zijn om die twee vormen voor soorten te mogen houden. In geslachten die meer dan het middengetal soorten in zekere landstreek bezitten, hebben ook de soorten zelve meer dan het middengetal rassen. In groote geslachten zijn de soorten naauw, maar ongelijk met elkander verbonden, en zijn soms als satelliten rondom andere soorten gerangschikt. Soorten die zeer na aan andere soorten verwant zijn, hebben veelal een zeer begrensd gebied. In al deze opzigten hebben de soorten der groote geslachten eene in het oog vallende overeenkomst met rassen. Wij kunnen die overeenstemming zeer goed begrijpen, als de soorten eens rassen zijn geweest en daaruit zijn ontstaan; terwijl die overeenstemmingen volkomen onverklaarbaar zijn, indien de soorten onafhankelijk van elkander zijn geschapen.
Ook hebben wij gezien dat het de heerschende of meest bloeijende soort van een groot geslacht is, die gemiddeld het meest verandert; en rassen, zooals wij in 't vervolg zullen zien, trachten in nieuwe en onderscheidene soorten over te gaan. De grootere geslachten streven derhalve om grooter te worden, en in de geheele natuur streven die vormen des levens, welke de heerschenden zijn, steeds om al meer en meer heerschend te worden, door vele gewijzigde en heerschende afstammelingen voort te brengen. Maar op eene wijze die wij later zullen bespreken, hebben de grootere geslachten ook eene neiging om zich in kleinere geslachten te verbrokkelen. En derhalve worden alle vormen des levens in het geheele heelal verdeeld in groepen ondergeschikt aan andere groepen.