kunnen blijven, moet er omvermijdelijk een strijd om bestaande te blijven ontbranden: een strijd van het eene individu tegen het andere van de zelfde soort, of tegen de individuen van andere soorten, of tegen de natuurlijke voorwaarden des levens. Dit is de leer van malthus toegepast op het dieren- en op het plantenrijk. Want als dat het geval is, kan er noch door eene kunstmatige vermeerdering van voedsel, noch door eene voorzigtige beperking van de paring, hulp geboden worden. En ofschoon eenige soorten meer of min in getal mogen toenemen, niet met allen kan dat het geval zijn, want de wereld zou te klein zijn om allen te bevatten.
Er is geen uitzondering op den regel dat alle bewerktuigde wezens op natuurlijke wijze zoo sterk trachten toe te nemen in getal, dat, als zij niet vernietigd werden, de aarde weldra door de afstammelingen van een enkel paar geheel overdekt zou zijn. Zelfs voor den mensch, die zich zoo langzaam voortplant, zou er in letterlijken zin op de geheele aarde geene ruimte zijn om te kunnen staan, indien zijne nakomelingen gedurende eenige duizend jaren allen in het leven bleven. linnaeus heeft berekend dat indien eene eenjarige plant slechts twee zaadkorrels voortbragt—en er is geene enkele plant die zoo weinig zaad geeft—en indien er in het volgende jaar van elk dier twee zaadkorrels wederom, nadat zij tot planten waren geworden, twee zaadkorrels voortkwamen en zoo vervolgens, dat er dan in twintig jaren een millioen dier planten zoude zijn. Men wil dat de olifant zich het traagst van alle bekende dieren voortplant: ik heb de moeite genomen te berekenen hoeveel olifanten er ten minste zouden gevonden worden als men stelt dat hij slechts van zijn dertigste tot zijn negentigste jaar vruchtbaar is, en dat hij in dien tijd slechts drie paar jongen voortbrengt; in dat geval zouden er in het laatst van de vijfde eeuw vijftien millioen olifanten bestaan, die allen van één paar afkomstig waren.
Doch wij hebben veel betere bewijzen voor onze bewering dan