67
zijnde gemeentebosschen zijn het kwijnende overblijfsel van deze oude, ongedeelde marken. Een ander overblijfsel, althans in West- en Zuid-Duitschland is de meening, die diep in 't volksbewustzijn is geworteld, dat het bosch gemeenschappelijk goed is, waarin elkeen bloemen, beziën, paddestoelen, beukels, enz. mag zoeken en in 't algemeen doen en laten kan wat hij wil, zoolang hij geen schade aanricht. Maar ook hier schaft Bismarck raad en richt hij met zijn beroemde wetgeving op de beziën de westelijke provincies in op den voet der oud-Pruisische jonkers.
Evenals de genooten gelijk aandeel hadden op den grond en gelijk recht op 't gebruik, zoo hadden zij oorspronkelijk ook gelijk aandeel aan de wetgeving, het beheer en de rechtspraak binnen de mark. Op bepaalde tijden en dikwijls vergaderden zij zoo noodig onder den vrijen hemel om besluiten te nemen over de markaangelegenheden en te richten over markgeschillen en markvergrijpen. Dat was, alleen in 't klein, de oorspronkelijke Duitsche volksvergadering die oorspronkelijk ook slechts een groote markvergadering was. Wetten werden gemaakt, al was het dan ook alleen in de zeldzame gevallen van nood; ambtenaren werden gekozen, het beheer van de ambtenaren nagezien en bovenal recht gesproken. De voorzitter moest slechts de vragen formuleeren, het oordeel werd uitgesproken door de gemeenschap der aanwezige genooten.
De markregeling was in den oorspronkelijken tijd vrij wel de eenige regeling van die Duitsche stammen, die geen koningen hadden; de oude adel der stammen, die in de volksverhuizing of kort daarna onderging, schikte zich gelijk al wat met deze regeling langs natuurlijken weg was ontstaan, gemakkelijk daarin,