76
juist toen vernietigden in de vergaderingen der stenden, lieten hem daarentegen de vrije hand tegenover de boeren. De laatste weerstandskracht der boeren was echter door den oorlog gebroken. Zoo kon de adel alle landsverhoudingen zoodanig inrichten, als het beste paste tot herstel zijner geruïneerde finantien. Niet alleen werden de verlaten boerenhoeven op korte hand vereenigd met het ridderhofgoed; het verdrijven der boeren had toen pas in 't groot en systematisch plaats. Hoe grooter het ridderhofgoed, te grooter natuurlijk de heerendiensten der boeren. De tijd der "niet bepaalde diensten" brak wederom aan; de genadige heer kon den boer, zijn familie, zijn vee bevelen tot den arbeid zoo dikwijls en zoo lang het hem behaagde. De lijfeigenschap werd nu algemeen; een vrije boer was nu even zeldzaam als een witte raaf. En opdat de genadige heer in staat zou zijn elken, zelfs den geringsten tegenstand der boeren in de kiem te verstikken, kreeg hij van den vorst de rechtspleging op zijn goed, d.w.z. hij werd benoemd tot den eenigen rechter voor alle kleinere vergrijpen en twisten der boeren; zelfs als een boer met hem, den heer, een geschil had, was deze dus rechter in zijn eigen zaak! Van dat oogenblik heerschten op het land de stok en de zweep. Evenals heel Duitschland, was de Duitsche boer in den staat der diepste vernedering geraakt. Evenals heel Duitschland, was ook de boer zoo machteloos geworden, dat elke zelfhulp niet baatte, dat redding alleen van buitenaf kon komen.
En zij kwam. Met de Fransche omwenteling brak ook voor Duitschland en den Duitschen boer de dageraad aan van een beteren tijd. Nauwelijks hadden de legers der revolutie den linker Rijnoever veroverd, of de heele rommel van heerendiensten, pacht, alle soorten