der omlijndheid meer afgeslepen zijn als ronde kiezelsteentjes in de beek. Om uit het socialisme een wetenschap te maken, moet het eerst op een reëelen bodem geplaatst worden.
II.
Intusschen was nevens en na de fransche wijsbegeerte der 18e eeuw de nieuwere duitsche wijsbegeerte ontstaan, en had in Hegel haar eindpaal gevonden. Haar grootste verdienste was het weder aanvaarden der dialectiek als den hoogsten vorm van het denken. De oude grieksche wijsgeeren waren allen geboren, oorspronkelijke dialectici, en de meest universeele persoonlijkheid onder hen, Aristoteles, heeft ook reeds de meest wezenlijke vormen van het dialectisch denken onderzocht. De nieuwere wijsbegeerte daarentegen, hoewel ook in haar de dialectiek schitterende vertegenwoordigers had (bijv. Descartes en Spinoza), was voornamelijk door engelschen invloed meer en meer vastgeraakt in de zoogenaamde metaphysische denkwijze, waardoor ook de franschen der 18eeeuw, ten minste in hun speciaal wijsgeerige werken, haast uitsluitend beheerscht werden. Buiten de eigenlijke wijsbegeerte waren zij eveneens in staat meesterwerken van dialectiek te leveren; wij herinneren slechts aan "Rameau's Neef" van Diderot en aan de verhandelingen over den oorsprong der ongelijkheid onder de menschen van Rousseau. Wij geven hier in het kort het kenmerkende van beide denkmethoden weer.
Wanneer wij de natuur, of de geschiedenis van den mensch, of onzen geestesarbeid onderwerpen aan een denkend beschouwen, dan vertoont zich ons in de eerste plaats het beeld eener oneindige ineenstrengeling van samenhang en wisselwerking, waarin niets blijft wat, waar en zooals het was, maar alles zich beweegt, verandert, wordt en vergaat. Wij zien dus eerst het geheel waarin de afzonderlijke deelen nog min of meer op den achtergrond treden, wij letten meer op de beweging, de overgangen, den samenhang, dan op dat wat zich beweegt, overgaat en samenhangt. Deze oorspronlijke, kinderlijke, maar inderdaad juiste wijze om de wereld te beschouwen is die der oude Grieksche wijsbegeerte en is het eerst duidelijk uitgesproken door Heraclites: Alles is en is ook niet, want alles vloeit, is in bestendige verandering, verkeert in