en met eigen handarbeid of met dien van zijn gezin vervaardigd. Het behoefde volstrekt niet eerst door hem toegeëigend te worden, het behoorde hem geheel van zelf. De eigendom van producten berustte dus op eigen arbeid. Zelfs waar vreemde hulp gebruikt werd, bleef deze in den regel bijzaak en ontving vaak buiten het loon nog andere vergoeding: de gilde-leerling en -gezel werkten minder om den kost en het loon dan om hun eigen vorming tot het meesterschap. Toen kwam de samentrekking der productiemiddelen in groote werkplaatsen en manufacturen, hun omvorming in feitelijk maatschappelijke productiemiddelen. Maar de maatschappelijke productiemiddelen en producten werden behandeld als waren zij steeds nog de productiemiddelen en producten van enkelingen. Had tot dusver de bezitter der arbeidsmiddelen zich het product toegeëigend wijl het in den regel zijn eigen product en vreemde hulp bij den arbeid uitzondering was, nu bleef de bezitter der arbeidsmiddelen zich het product toeëigenen, hoewel het niet meer zijn product was, maar uitsluitend het product van vreemden arbeid. Zoo werden dus de voortaan maatschappelijk vervaardigde producten toegeëigend niet door hen die de productiemiddelen werkelijk in beweging gebracht en de producten werkelijk vervaardigd hadden, maar door den kapitalist. Productiemiddel en productie zijn feitelijk maatschappelijk geworden. Maar zij worden onderworpen aan een toeëigeningsvorm die de particuliere productie van enkelingen tot voorwaarde heeft, waarbij dus ieder zijn eigen product bezit en ter markt brengt. De productiewijze wordt aan dezen toeëigeningsvorm onderworpen, hoewel zij haar voorwaarde opheft[1]. In deze tegenstrijdigheid, die aan de nieuwe productiewijze haar kapitalistisch karakter verleent,
- ↑ Hier behoeft niet uiteengezet te worden, dat, indien ook de toeeigeningsvorm dezelfde blijft, de aard der toeeigening door het boven geschilderd proces niet minder gerevolutioneerd wordt dan de productie. Of ik mij mijn eigen product toeeigen of dat van anderen, dat zijn natuurlijk twee zeer verschillende soorten van toeeigening. In het voorbijgaan gezegd: de loonarbeid, waarin de gansche kapitalistische productiewijze reeds in kiem aanwezig is, is zeer oud; hier en daar werd zij eeuwen lang aangetroffen naast de slavernij. Maar tot kapitalistische productiewijze kon deze kiem zich eerst ontplooien toen de historische voorwaarden in het leven getreden waren.