gen deze productiekrachten zelf met stijgende macht naar opheffing van de tegenstelling, naar haar verlossing van haar eigenschap als kapitaal, naar feitelijke erkenning van haar karakter als maatschappelijke produktiekrachten.
Het is deze tegendruk der geweldig toenemende productiekrachten tegen hun kapitaaleigenschap, deze stijgende dwang tot erkenning van hun maatschappelijken aard, die de kapitalistenklasse zelve noodzaakt meer en meer, zoo ver dit binnen de kapitaalverhouding in 't algemeen mogelijk is, ze als maatschappelijke productiekrachten te behandelen. Zoowel de industrieele hoogtepunt-periode met haar onbeperkte opblazing van het krediet, als de krach zelf door het ineenstorten van groote kapitalistische inrichtingen, drijven tot dien vorm van vermaatschappelijking van groote massa's productiemiddelen, die in de verschillende soorten van naamlooze vennootschappen aan den dag treedt. Vele dezer productie- en verkeersmiddelen zijn reeds aanstonds zoo geweldig van omvang dat zij, zooals de spoorwegen, elken anderen vorm van kapitalistische uitbuting uitsluiten. Op een zekeren ontwikkelingstrap voldoet ook deze vorm niet meer; de binnenlandsche grootproducenten van een en denzelfden tak van industrie vereenigen zich tot een "trust", een vereeniging die de regeling der productie ten doel heeft. Zij bepalen de totale hoeveelheid die geproduceerd zal worden, verdeelen die onderling en voeren zoo den van te voren vastgestelden verkoopsprijs door. Daar zulke trusts echter bij den eersten slechten tijd meestal uit elkaar vallen, drijven zij juist daardoor tot een nog meer saamgetrokken vermaatschappelijking; de geheele tak van industrie vormt zich om in een enkele groote naamlooze vennootschap, de binnenlandsche concurrentie maakt plaats voor het binnenlandsch monopolie dezer eene maatschappij, zooals dit nog in 1890 met de engelsche alkaliproductie geschiedde, die thans na ineensmelting van alle 48 groote fabrieken, in de hand van één enkele, door één directie geleide maatschappij met een kapitaal van 72 millioen gulden gedreven wordt.
In de trusts slaat de vrije concurrentie om in het monopolie, kapituleert de stelsellooze productie der kapitalistische maatschappij voor de stelselmatige productie der aanbrekende socialistische maatschappij. Ongetwijfeld, vooreerst ten voor-