Pagina:DeOntwikkelingVanHetSocialisme (Engels 1905).djvu/50

Deze pagina is proefgelezen
— 48 —

lichamelijke en geestelijke vermogens waarborgt, deze m0gelijkheid is thans voor den eersten keer aanwezig, maar zij is er[1].

Met het inbezitnemen der productiemiddelen door de maatschappij is de warenproductie opgeheven en daarmee de heerschappij van het product over de producenten. De anarchie in de maatschappelijke productie wordt vervangen door stelselmatige, bewuste organisatie. De strijd om het individueel bestaan houdt op. Hiermee treedt de mensch, in zekeren zin, voor goed uit het dierenrijk, uit dierlijke bestaansvoorwaarden in werkelijk menschelijke. De omvang der levensvoorwaarden die de menschen omgeven, welke de menschen tot dusver beheerschte, komt nu onder de heerschappij en controle der menschen, die voor de eerste maal bewuste, werkelijke meesters der natuur, wijl en doordat zij meesters hunner eigen vermaatschappelijking werden. De wetten van hun eigen maatschappelijk doen, die zich tot dusver als vreemde, hen beheerschende natuurwetten tegenover hen verhielden, worden dan door de menschen met volkomen zaakkennis aangewend en daardoor beheerscht. De eigen vermaatschappelijking der menschen, die tot dusver zich tegenover hen verhield als door natuur en geschiedenis opgedrongen, wordt thans hun vrije daad. De objectieve, vreemde machten die tot dusver de geschiedenis beheerschten, komen onder de controle der menschen zelven. Eerst van nu af aan zullen de menschen hunne geschiedenis met volle bewustzijn zelven maken, eerst van nu af aan zullen de door hen in beweging gebrachte maatschappelijke oorzaken meestal en in steeds toenemende mate ook de door hen ge-


  1. Een paar cijfers mogen bij benadering een voorstelling geven van het geweldig uitzettingsvermogen der moderne productiemiddelen, zelfs onder den kapitalistischen druk. Volgens de berekening van Giffen bedroeg de gezamenlijke rijkdom van Groot-Britannië en Ierland in ronde cijfers:
    in 1814 — 2200 millioenen pd. st. = 26 milliard gulden.
    in 1865 — 6100 idem. = 73 milliard gulden.
    in 1875 — 8500 idem. = 102 milliard gulden.
    Wat het vernielen van productiemiddelen en producten in de crisissen aangaat, werd op het 2e congres der duitsche industrieelen, Berlijn, 21 Januari 1878, het totaalverlies alleen in de duitsche ijzerindustrie bij den laatsten "krach" op 455 millioen mark (270 millioen gulden) berekend.