( 95 )
woord van toepassing op zoodanige menschen zoude zijn, dat zouden wij wel gelooven kunnen.
De man met wien en wiens gezin ik naar de Valk reed, zeide nimmer: "ik ben rijk en verrijkt en heb geens dings gebrek” ook zijne vrouw niet. Zoo was ik dan op dit reisje eenen dag bij en met menschen, zoo als ik er wel gaarne eenen genieten mag. Wij trokken uren ver over het vale Veluwland heen, terwijl bijna niets dan zand en heide ons omgaf. Arme landstreek! wat weemoedige ge- dachte geeft gij aan den onsterflijken geest, als hij nadenkt hoe heerlijk ook dit oord eenmaal bezaaid stond met boo- men, maar deze, de eerste kinderen der schepping uitge- roeid zijnde, was het heide gebleven, en waar de heide week, werd het land door de zandverstuivingen in eene zandwoestenij veranderd. Arme mensch! uw eigen beeld is het, van de schepping af aan tot op den huidigen dag. Als eens de grondzuilen van godsdienst en deugd vallen, de eikenboomen onder welker schaduw de bronnen niet ver- drogen, die de bergen en dalen bevochtigen, als alles wat geloof en liefde ademde verdwijnt en slechts het koude eigen belang in deszelfs plaats treedt, ja, dan is het teruggang tot in eeuwigheid, tot daar niets meer groeijen wil, dewijl alles enkel onvruchtbaarheid is en anders niet.
Uw beeld is het, o mensch! gij die het evenbeeld Gods waart, en het niet meer zijt!
Ach! laat geen oogenblik voorbij gaan om aan u zelven te doen, wat gij aan de natuur niet deedt. Nog is er herstel- ling mogelijk, neg is weder herleving, vernieuwing, weder- geboorte denkbaar en uitvoerbaar.
Ja zekerlijk, zoo is het, want de natuur is nergens zoo onvruchtbaar dat zij niet, door trouwe vlijt en vaste hand verbeterd, nog tot wasdom, hoe gering dan ook, te bren- gen is, en zoo is het ook met den verharden mensch; hij