( 107 )
Hooge en lage Brink, Kleinhoven, Haarhof en Eshof aan plaatsen ons herinnerden, wier uitgangen wij reeds als zoo belangrijk in de Betuwe hebben leeren kennen. Maar is er wel eene plaats, welker naam zoo mer kwaardig is als Barneveld zelve? Ligt in dien naam niet duidelijk dien van verbrand veld opgesloten? Zeker hebben hier overoude bosschen gestaan, waaraan ons in Lunteren het Woudveen, en hier de buurschap Wold deden denken. Nog verrijzen om Barneveld de schoone boschkaadjen van het huis Schaffelaar en Brielen, en naar Amersfoort heeft de plaats Bielerbosch den naam in zich, wat hier de geheele omtrek geweest is. Zouden deze bosschen ‚ door het bliksem- vuur verbrand, of door menschenhanden zijn aangestoken, om in schoone bouwlanden herschapen te worden? Of zouden de overoude bewoners hier de houtstapels woor hun- ne dooden hebben opgerigt? Tot het laatste gevoelen zou- den ons de buurschappen Essen en Esveld meer doen over- hellen. Doch in beide gevoelens moet de waarheid welligt gezocht worden, en dan heeft het stof van planten en menschen den grond voor nieuwe geslachten bereid, om hen weder, met stoffelijk voedsel, een wijle zonder kommer te doen leven. Ja, gelukkig leeft hier de landman, en wij zagen hem zich vergenoegd naar zijn werk spoeden, of van daar voor eenige oogenblikken terugkeeren, om zijn morgen- brood te nemen. Maar hoe veel rustiger moet de inwoner van Barneveld zich thans gevoelen, in vergelijking met dien tijd, toen de gevolgen der Hoeksche en Kabeljaauwsche twisten, en ijverzucht van geestelijke en wereldsche vorsten ook hier den vrede verstoorden en verschrikking verspreid den. Eene huivering overviel ons, toen wij ter regterzijde op den toren staarden, vanwaar de moedige schaffelaar den doodelijken sprong waaagde. Het was ons daarbij, als moesten wij door eene gewapende troep Amersfoorders