( 108 )
en Nijkerkers doordringen, om in de kerk te komen, van ‘welke ons een Amersfoorder in half Gelderschen, half Utrechtschen tongval scheen toe te roepen: "Als dat jochie daarboven niet af en kommen wil, zullen wij ereis, met de Gorrekommer donnerbosse, hem met zijn Uiterschen een half Uitersch schepel erreweten toemeten, dan behoeft de mensche niet zoo van honger te staan gaepen.”— Te Gorinchem werd te dier tijde eene groote bus bewaard, 17 voet lang, waaruit men ballen of bosklooten schoot, weinig klei- ner dan een Utrechts halfschepel kan bevatten... De Hol- landers hebben er het volgende jaar gebruik van gemaakt in het beschieten en slechten van het blokhuis op de vaart. (Wagen. Vad. Hist., D. IV, bl. 220.) Wij traden nu den tempel des waren vredes binnen. Het was niet op den tijd, dat het woord des vredes verkondigd werd, maar het scheen als of de dooden, door de teekenen op hunne gra- ven, van een hoogen zielevrede tot ons spraken. Langs den wand ter linkerzijde, als men het predikgestoelte be- klommen is, wordt de gedachtenis verlevendigd van jacobus mensinga, den vromen en trouwen leeraar der gemeente, den stichter van haar proveniers-, armen- en kinderhuis, den opregten vriend van allen, overleden 22 December 1796, door zijne gemeente voor hem opgerigt. Een kruis en bijbel, op dit marmer gedenkteeken, wezen ons waarin wij ons geloof, bij Wien wij onze hoop moeten zoeken. De gedachtenis aan dezen weldadige bleef echter minder door dit gedenkteeken levendig dat men voor hem gesticht heeft, als wel door het fonds zelve door hem tot verligting in den nood. van behoeftigen opgerigt, waardoor hij den weg door dit leven, welken hij zelf gelukkig had afgelegd, ook ande- ren gemakkelijk en genoegelijk maken wilde. — De tombe ter regterzijde was prachtiger, zij was van den laatste der schaffelaars; dezelfde verhevene gedachten werden hier in