( 114 )
Zoo leert de geschiedenis ons gindsche oude dagen als in hunnen tijd, met wijze en doelmatige wetten voorzien, ken- nen, maar, terwijl middeneeuwsch leenregt, lijfeigenschap, slavernij en ik weet niet wat al, geweken is, kan men het niet genoeg betreuren, dat men het land , dat gedeeld al- lengskens verbeterd, veredeld konde worden, thans on- gedeeld, onvruchtbaar laat blijven. O dat meh menigen vruchtbaren hoek, thans, onder dezen ijzeren scepter ver- dorrende, spoedig van gindsch middeneeuwsch bedwang, opdat de waterwellen der vrijheid hetzelve vruchtbaar ma- ken, mogt verlossen. Immers de Veluwe levert overal nog onafzienbare streken van onverdeelden grond, die daarom ook niets anders voortbrengt dan wat de arme grond, on- geholpen door menschen handen, voortbrengen kan. Doch ook in gindsche middeneeuwsche tijden kon men, door bijzondere wetten gewettigd, van dat open veld, wanneer men er regt op had, zijn deel afnemen, gelijk ons de Annalen van henrica van erp, Abdis van een vrouwen-klooster te Utrecht, leeren, waar wij de volgende aanteekening von- den, die het eigen regt op een veen, en eene tweede, die een verkregen regt op eene heide schijnen aan te duiden.
Anno 1512. Op Donderdag na Pinxteren reiijsden wij op die Vuerse. Jofferen heywich van der haer, en johanna van lantscroen ende traden ontwee (in stukken), .dat die — grevers van die Heeren van St. Jans gegreven hadden in hare veenen, oock mede die scuppen en spaden, en Dijns- dach na belooken Pinxteren seijnde het kapittel van St. Jan eene inhibitie, op eene pene van 100 marck sil- vers. Waarover daarna regt gedaan is ten voordeele van het vrouwenclooster door den Bisschop frederik van baden.
Hieruit ziet men, dat het regt van eigendom op veenen, met het in tweën trappen van den arbeid, toen wel gehandhaafd