( 16 )
begonnen mede aan veler handen werk te geven. Is het bij dit alles wel te verwonderen, dat de heide zulke volkrij- ke dorpen kan tellen? Wordt zij nimmer door eenig vet slib overstroomd, zij kent ook geen gevaar van verwoés- ting. Als de vlam, in de dorre heide gestoken, ontembaar voortgolft, weet men de vaart er van te stuiten door afge- stokene brandwegen, tra’s of treden genoemd, omdat zij tevens tot treden of gangen dienen, waardoor de bosschen niet vernield worden , wanneer weldra weder het jonge kruid eene groote kudde schapen kan voeden. Ook leven de menschen hier met weinig tevreden, en voegen bij een- voudige zeden een’ godsdienstigen ijver en werkzamen geest. Het grootste gedeelte hunner kleeding zou de wol hunner schapen, het vlas hunner velden en eigene bewerking daar- van kunnen verschaffen. Ook wil het vlas en eenige hen- nip hier goed tieren; echter vindt men beide niet zoo me- nigvuldig als in het kwartier van Zutphen, vooral om Logchem en Dinxperlo, waar de dienstmeiden er voor het bereiden van hetzelve hun loon genieten. Goede aardappelen, en voor de beesten spurrie, groeijen hier even weelderig alsde rogge; met goed. mesten weet de boer daarbij klaver uit den grond te trekken. Vertoonen zich bij welbebouwde dorpen nog vele onaanzienelijke nieuwer gevestigde buurten, volslagene ar- moede wordt: er niet gevonden, zelfs daar niet, waar de daglooner, zonder eenige hulp, zich een huisje op de kale _ heide bouwt. Van heiplaggen verrijzen gedeeltelijk de wanden zijner woning, met heide worden zelfs grootere huizen gedekt, en men heeft bij den Novemberstorm 1836 gevonden, dat zij, met stroorepen vastgehecht, niet zoo ligt als het stroo of riet opstuiven. Hij mag zich met heideturf in den win- ter verwarmen en kan hij een bijënzwerm opvangen, de korf zal niet ongevuld blijven. Zoekt hij dagwerk, hij vindt dit in het steken van plaggen, in het maaijen en opbinden