Pagina:DeVeluwe eene wandeling (Heldring & Graadt Jonckers 1845).djvu/35

Deze pagina is niet proefgelezen

( 27 )

tooneel te aanschouwen. Al wat oudheid is, en vooral romèinsche oudheid , trekt zijn hart zoo aan, dat het in hei- lige vervoering geraakt , zelfs bij het minste spoor van eenen voetstap, dien dit beroemde volk op den Nederlandschen bodem zette. Maar iedereen, die, sedert zijne jeugd, hunne schoone letterkunde beoefende, geniet gaarne de herinnering van vroegere heerlijke dagen, en dweept, op zulke plaat- sen , zoo ligt met de schoone voortbrengselen van den vrien- delijken horatius, van den liefelijken virgilius, van den denkenden seneca, van den vernuftigen martialis en van den satirieken juvenalis: zij treden hem dan, als het ware, nader bij dan ooit.

Daarentegen roepen deze gedenkteekenen mij, — den zoon der vrije natuur, — te zeer die vroegere overweldigers van mijn vaderland in het geheugen terug, en ik zie bij hen slechts, hoe gindsche tolbeambte het land uitzoog; hoe de wigchelaar het volk bedroog; hoe elders de centurio ou- den en jongen wegsleepte, om hen, in een vreemd land, voor een vreemd volk te doen strijden. Als ik dan tot mijnen vriend zeg: "Gindsche burg en slot waren eenmaal de zetel van schraapzuchtige ambtenaren, gindsche akkers de prooi van baatzuchtige kooplieden, gindsche wegen vol roofgierige krijgsknechten;” dan roept hij uit: "houd op, houd op, vriend serenus! gij vergeet, hoeveel ‘wij, daarentegen, aan dit beroemde volk te danken hebben; bedenk hoe veel nuttigs en goeds zij op onzen bodem gebragt hebben. Van wie anders, dan van hen, stamt het koorn op het veld? wie anders bragt den vruchtboom in onze boomgaarden ? wie anders, dan de Romeinen? Zij leerden ons het land


van den berg , verheft zich , naar de zijde van het dorp Renkum, een nog ongeopende heuvel, blijkbaar door menschenhanden ge-

maakt, en waarschijnlijk een romeinsch graf.