( 29 )
morgen zien dagen en aan den eeuwigen morgen gedenken.
Thans waren wij den oever van den Rijn genaderd. Nog: spiegelden zich de laatste sterren in zijne effene wateren. "Hier, ja hier,” —zeide palaios, — "was de plaats, waar eenmaal claudius civilis, onder tallooze schichten en pijlen der Romeinen, zich in de rivier wierp en gelukkig den tegenovergestelden oever bereikte.
Waren tutor, classicus en verax, de neef van civilis, hier met hem geweest; of ware de gelijtijdige aanval op Batavodurum,(1) Grinnes,(2) Vada,(3) en Arenacum, (4) beter geslaagd, of ware het civilis gelukt zijnen hoofdvijand cerialis hier te verslaan: de zoo lang volge- houden strijd had nog zijn einde niet gevonden.”
Eindelijk stapten wij in het bootje. Wij roeiden ons zel- ve over. Het ranke vaartuig gleed zachtkens over den stroom. Ginds verhieven zich, nog half in het donkere ge- huld, de Wageningsche bergen; aan hunnen voet lag de fluweelen zoom van het vale Veluwkleed, en in de verte hoorde men de klok van eene oude dorpskerk. Het was drie uur. Wij haastten ons, om aan de overzijde den berg te beklimmen. Daar lag nu de schoone landstreek aan onze voeten. Nog altijd hulde eene donkere schaduw haar in ee- ne zachte duisternis. Spoedig hadden wij den grafheuvel bereikt. — o! Wat gevoelden wij al niet, toen wij daar stonden! Het was, alsof er eene nieuwe schepping verrees; onophoudelijke, onverzienbare veranderingen, en toch geene zigtbare vernieuwing.
(1) Batavodurum, Wijk bij Duurstede.
<2) Grinnes, Rhenen. Het tegenoverliggende Kesteren herin- nert duidelijk aan de Romeinsche castra.
(3) Vada, Wageningen.
(4) Arenacum, Arnhem, Aart of eene andere plaats aan den
Rijn. Zie st. simon, Guerres des Bataves.